Uitspraak
20.2420 WAO-PV, 20/2421 WAO-PV
BESLISSING
niet-ontvankelijk.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 februari 2022 uitspraak gedaan over een herhaald verzoek om herziening van een eerdere uitspraak met betrekking tot de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Verzoeker, die niet ter zitting verscheen, had op 25 februari 2020 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 februari 2019. In die eerdere uitspraak was geoordeeld dat verzoeker geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om aanvullende informatie te verstrekken, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag voor een WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad had in de uitspraak van 7 februari 2020 het verzoek om herziening van de uitspraak van 13 februari 2019 afgewezen, omdat verzoeker in wezen een hernieuwde discussie over de juistheid van die uitspraak wilde voeren, wat niet mogelijk is binnen het kader van herziening.
Bij de beoordeling van het herzieningsverzoek van 25 februari 2020 concludeerde de Centrale Raad van Beroep dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangedragen die voldeden aan de eisen van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bovendien was het verzoek om herziening te laat ingediend, meer dan een jaar na de oorspronkelijke uitspraak. De Raad verklaarde het verzoek om herziening dan ook niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.