ECLI:NL:CRVB:2022:907
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De appellant, die na een scheiding in 2015 verhuisde naar een zelfstandige woning, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op 15 oktober 2018. Het college wees deze aanvraag af, omdat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die de kosten noodzakelijk maakten. De rechtbank Midden-Nederland had in eerdere uitspraken geoordeeld dat de verhuizing voor appellant voorzienbaar was en dat hij voldoende mogelijkheden had om voor de kosten te reserveren. Appellant stelde dat zijn inkomen te laag was om te reserveren, maar de rechtbank oordeelde dat hij in de periode dat hij een uitkering ontving, in staat had moeten zijn om te reserveren.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad bevestigde de eerdere oordelen van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om met zijn ex-partner afspraken te maken over de verdeling van de kinderbijslag en het kindgebonden budget. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de kosten noodzakelijk maakten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.