Uitspraak
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
.Vanwege zijn medische klachten wil appellant in aanmerking komen voor zorg op grond van de Wlz.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellant, geboren in 1957, heeft diverse medische klachten, waaronder gedeeltelijke verlamming, leverfunctiestoornis, gehoorverlies en andere aandoeningen. Het CIZ heeft op 30 maart 2020 de aanvraag van appellant afgewezen, en na bezwaar bleef het CIZ bij deze afwijzing. De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant hoger beroep instelde bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft de zaak op 6 juli 2023 behandeld en kwam tot de conclusie dat het CIZ zorgvuldig onderzoek heeft verricht. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat er geen blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid is. De huidige zorgbehoefte van appellant is grotendeels planbaar, en hij kan adequaat inschatten wanneer hij hulp nodig heeft. De Raad oordeelt dat het CIZ geen aanvullend onderzoek hoefde te laten verrichten en dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een deskundige.
Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank, wat betekent dat appellant geen recht heeft op Wlz-zorg. De Raad wijst ook de verzoeken van appellant om vergoeding van proceskosten en terugbetaling van griffierecht af, gezien de uitkomst van het hoger beroep.