ECLI:NL:CRVB:2023:1705
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van toeslag en de beoordeling van dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die een toeslag ontving van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), was het niet eens met de terugvordering van een bedrag van € 15.049,20 bruto, inclusief vakantietoeslag, dat door het Uwv was vastgesteld. De terugvordering was gebaseerd op een herberekening van de hoogte van de toeslag over de periode van 20 oktober 2017 tot en met 30 september 2020. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 17 augustus 2023, waar de appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.E.A.H. Verstraelen, en het Uwv door mr. L.M.C.M. Levels. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de appellant de herziening van de toeslag en de hoogte van het terugvorderingsbedrag niet had betwist. De Raad benadrukte dat dringende redenen om van terugvordering af te zien alleen aanwezig zijn als er onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor de betrokkene zijn. De appellant had niet aangetoond dat de terugvordering tot ernstige problemen zou leiden, en de omstandigheid dat hij onder bewind stond, maakte dit niet anders.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering in stand bleef. De appellant kreeg geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt het belang van het aannemelijk maken van dringende redenen in terugvorderingszaken en de verantwoordelijkheid van de betrokkene in het geval van bewindvoering.