Uitspraak
5 juli 2022, 22/651 (aangevallen uitspraak)
11 november 2021 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen omdat hij per die datum geschikt wordt geacht voor passende arbeid. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het Uwv heeft dit bezwaar met het besluit van 30 januari 2022 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend.
S. Aarsman , juridisch medewerker van het kantoor van de gemachtigde van appellant, verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y. Huisman.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het bezwaarschrift te laat zou zijn ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaar terecht door het Uwv niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad volgt dit oordeel niet en acht het bezwaar wel ontvankelijk, zodat het Uwv opnieuw, maar nu inhoudelijk, op het bezwaar moet beslissen.
Inleiding
20 december 2021 de tijd heeft om een bezwaarschrift in te dienen. Appellant heeft op
21 december 2021 een bezwaarschrift ingediend, dat bij het Uwv op 21 december 2021 is ontvangen. Met een brief van 24 december 2021 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat het bezwaarschrift te laat is ontvangen. Daarbij heeft het Uwv vermeld dat het besluit waartegen appellant bezwaar heeft gemaakt op 6 december 2021 bekend is gemaakt. Het Uwv heeft appellant verzocht om voor 31 december 2021 te laten weten waarom het bezwaar te laat is ingediend.
6 december 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft het Uwv erop gewezen dat het bezwaarschrift pas op 21 december 2021 is verstuurd en via een faxbericht op 21 december 2021 bij het Uwv is ontvangen. Omdat appellant het besluit slechts drie dagen na de op het besluit vermelde datum, te weten 6 december 2021, heeft ontvangen en dit niet ongebruikelijk lang is, kan niet worden geconcludeerd dat het besluit later dan 6 december 2021 bekend zou zijn gemaakt. Ook heeft appellant geen gegevens overgelegd waaruit dit onomstotelijk blijkt. In het besluit van 6 december 2021 staat duidelijk en ondubbelzinnig vermeld dat appellant tot en met 20 december 2021 de tijd had om bezwaar te maken. Dat appellant ervan uitging dat de termijn van twee weken pas op 9 december 2021 aanving, is door het Uwv nimmer bevestigd. De gevolgen van het feit dat appellant met het indienen van het bezwaar gewacht heeft tot na afloop van de bezwaartermijn, komen daarom volgens het Uwv geheel voor rekening van appellant.
20 december 2021 loopt, doet volgens appellant niets af aan het standpunt dat de bezwaartermijn pas aanvangt met ingang van de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Alle twijfel over de vraag op welke datum het besluit van
6 december 2021 daadwerkelijk bekend is gemaakt, kan volgens appellant simpelweg worden weggenomen wanneer het Uwv de verzendadministratie overlegt. Het Uwv heeft echter tot op heden, ondanks dat daar al in bezwaar en beroep om is verzocht, nagelaten om een verzendadministratie te overleggen.
Het oordeel van de Raad
9 december 2021 heeft ontvangen. Het Uwv heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 18 augustus 2020 in dat kader aangevoerd dat het toetsingskader zoals is vermeld onder 4.1 niet van toepassing is omdat dit slechts van toepassing is als wordt gesteld dat een besluit niet is ontvangen. De Raad oordeelt gelet op zijn uitspraak van 3 april 2019 [3] anders. Ook in een geval als het onderhavige, waarin het besluit weliswaar is ontvangen, maar wordt betwist dat het op de door het Uwv gestelde datum ter post is bezorgd, zal moeten worden beoordeeld of het Uwv aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 6 december 2021 op die datum naar het juiste adres is verzonden.
6 december 2021 niet aangetekend, maar per reguliere post is verzonden en dat bij de verzending door het Uwv – zoals is bevestigd door de gemachtigde van het Uwv ter zitting – geen gebruik is gemaakt van een verzendadministratie. De gemachtigde van het Uwv heeft ook anderszins niet aannemelijk kunnen maken dat het besluit op 6 december 2021 is verzonden.
6 december 2021 ook feitelijk op 6 december 2021 is verzonden. Niet gebleken is van concrete aanwijzingen voor het tegendeel. In het licht van de door appellant gestelde ontvangst van het besluit op 9 december 2021 moet ervan worden uitgegaan dat de verzending pas op 7 of 8 december 2021 heeft plaatsgevonden. Omdat het Uwv het bezwaarschrift van appellant op 21 december 2021 heeft ontvangen (één dag na de in het besluit van 6 december 2021 vermelde termijn), wordt geconcludeerd dat het tijdig is ingediend en dat het door appellant gemaakte bezwaar ontvankelijk is. Dit betekent dat het Uwv alsnog inhoudelijk op dat bezwaar zal moeten beslissen.