ECLI:NL:CRVB:2023:2344
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de toekenning van een WIA-uitkering. Appellant had eerder een tussenuitspraak ontvangen waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, met name op het gebied van de arbeidskundige beoordeling. Het Uwv werd opgedragen om dit gebrek te herstellen. In de nadere beoordeling door het Uwv werd gesteld dat appellant over een MBO-3-niveau beschikte, maar de Raad oordeelde dat deze inschatting niet voldoende onderbouwd was. Appellant had in Turkije een beperkte opleiding genoten en had slechts een taalcursus van drie maanden gevolgd. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies niet passend waren voor appellant, omdat er eisen werden gesteld aan de beheersing van de Nederlandse taal die hij niet kon waarmaken. Hierdoor werd vastgesteld dat het Uwv niet in staat was om het motiveringsgebrek te herstellen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en verklaarde het beroep van appellant gegrond, waarbij werd bepaald dat hij met ingang van 1 maart 2017 recht heeft op een WIA-uitkering van 80-100%. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan appellant.