ECLI:NL:CRVB:2023:319

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
21 / 3177 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Mercanoglu, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 22 juli 2021, waarin het beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) ongegrond werd verklaard. De aanvraag was ingediend op 17 oktober 2019 en werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Hengelo op 8 november 2019, met een handhaving van deze afwijzing in de beslissing op bezwaar van 15 mei 2020. De afwijzing was onder andere gebaseerd op artikel 2.3.6, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015.

Tijdens de zitting op 12 januari 2023 heeft mr. Y. Eryilmaz, als opvolgend gemachtigde van appellant, nadere stukken ingediend. Het college werd vertegenwoordigd door mr. I.B.H. Heil. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de te beoordelen periode enkel een pgb wilde ontvangen voor diensten van Zorgcentra Het Mozaïek. De Raad oordeelt dat het college de aanvraag op juiste gronden heeft afgewezen, aangezien er geen beroepsgronden zijn ingediend tegen de specifieke weigeringsgrond van artikel 2.3.6, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet kan slagen. Er zijn geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 16 februari 2023.

Uitspraak

21 3177 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 22 juli 2021, 20/1230 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (college)
Datum uitspraak: 16 februari 2023

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. I. Mercanoglu, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Op 21 december 2022 heeft mr. Y. Eryilmaz zich als opvolgend gemachtigde van appellant gesteld. Zij heeft namens appellant nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023. Namens appellant is verschenen mr. Eryilmaz. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.B.H. Heil.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Op 17 oktober 2019 heeft appellant een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.2
Bij besluit van 8 november 2019, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 15 mei 2020 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen. Het college heeft daaraan onder meer het bepaalde in artikel 2.3.6, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015 ten grondslag gelegd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt voorop dat appellant in de te beoordelen periode uitsluitend in aanmerking wilde komen voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb om diensten bij Zorgcentra Het Mozaïek te betrekken.
4.2.
In artikel 2.3.6, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015 is bepaald dat het college een pgb kan weigeren indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel e, van de Wmo 2015. Vast staat dat het college bij een eerder besluit, te weten bij besluit van 5 maart 2019, aan laatstgenoemde bepaling toepassing heeft gegeven. Zoals ter zitting door de gemachtigde van appellant is bevestigd, zijn niet tegen alle door het college aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde weigeringsgronden beroepsgronden ingediend. Meer specifiek zijn er geen beroepsgronden gericht tegen de door het college aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde weigeringsgrond van artikel 2.3.6, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015. Alleen al om deze reden kan het hoger beroep niet slagen en behoeven de beroepsgronden geen bespreking.
4.3.
De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en A. van Gijzen en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) S.S. Blok