ECLI:NL:CRVB:2023:405
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen besluit Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 februari 2017. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door appellante, die verzocht om een integrale vergoeding van de kosten van bezwaar en proceskosten in beroep en hoger beroep. De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Het Uwv had in een beslissing op bezwaar van 23 november 2022 het bezwaar van appellante gegrond verklaard, maar de gevraagde integrale vergoeding van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die een hogere vergoeding rechtvaardigen. De kosten van rechtsbijstand werden begroot op € 2.511,-, waarbij rekening werd gehouden met eerdere vergoedingen door het Uwv. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met E. Dijt als voorzitter en W.J.A.M. van Brussel en C. Karman als leden, in aanwezigheid van griffier A.M.M. Chevalier.