ECLI:NL:CRVB:2023:925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over toekenning en beëindiging van ZW- en WIA-uitkering in verband met overgang van onderneming
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de tussenuitspraak van 17 april 2020 en de einduitspraak van 13 april 2021 van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de toekenning en beëindiging van een Ziektewet (ZW) uitkering aan een werknemer van appellante, die zich ziekmeldde op 12 mei 2013. Appellante werd op 21 mei 2013 failliet verklaard, waarna het dienstverband van de werknemer door de curator werd opgezegd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende de werknemer per 4 juli 2013 een ZW-uitkering toe, die later werd voortgezet en per 9 mei 2015 beëindigd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de premiebesluiten van de Belastingdienst, die de ZW- en WIA-uitkeringen aan haar toerekende, en stelde dat er geen sprake was van een overgang van onderneming. De rechtbank oordeelde dat appellante belanghebbende was bij de uitkeringsbesluiten, wat door de Centrale Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank zich ten onrechte had gebogen over de vraag van de overgang van onderneming, aangezien dit niet relevant was voor de rechtmatigheid van de uitkeringsbesluiten. De hoger beroepen van appellante werden ongegrond verklaard en de eerdere uitspraken werden bevestigd.