Uitspraak
22.343 WIA
22 december 2021, 21/854 (aangevallen uitspraak)
mr. Grijs verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Jong.
OVERWEGINGEN
6 februari 2020. Appellante is beperkt geacht ten aanzien van zware fysieke werkzaamheden. Daarnaast is vanwege een voorgeschreven EMDR-behandeling een urenbeperking aangenomen van gemiddeld 8 uur per dag en 30 tot 32 uur per week. Hierdoor heeft appellante een dag in de week tijd om te herstellen van de EMDR-behandeling. Verder kan appellante ’s nachts niet werken en niet in wisselende ploegendiensten van meer dan twee wisselingen per week. Dit in verband met het slechte dag/nachtritme. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 7 februari 2020 heeft het Uwv geweigerd aan appellante met ingang van 9 februari 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 februari 2020.
EMDR-behandeling afdoende is. De aanvullende beperkingen zijn neergelegd in een FML van 8 december 2020. In een rapport van 22 december 2020 heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep na gewijzigde functieselectie geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid 9,57% bedraagt. In het besluit van 5 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 7 februari 2020 ongegrond verklaard.
SBC-code 267051 en 111180 eveneens dienen te vervallen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens twee nieuwe functies geselecteerd en op basis van de aldus resterende drie functies de mate van arheidsongeschiktheid berekend op 29,17%.