ECLI:NL:CRVB:2024:1009
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WGA-vervolguitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-vervolguitkering van appellante per 17 april 2022. Appellante ontving sinds 1 januari 2021 een WGA-vervolguitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had haar uitkering beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen waren onderschat. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellante in staat was haar laatst verrichte arbeid als graveuse te verrichten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.