ECLI:NL:RBNHO:2023:5929

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
HAA 22/4076
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor eigen werk

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WGA-vervolguitkering door het UWV per 17 april 2022. Eiseres, die eerder een WGA-loonaanvullingsuitkering ontving, was van mening dat zij meer arbeidsongeschikt was dan het UWV had vastgesteld. Het UWV had haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 17,76% en concludeerde dat zij geschikt was voor haar eigen werk. Eiseres voerde aan dat het UWV onterecht had geoordeeld en dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld. Ze verwees naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en stelde dat de verzekeringsarts onvoldoende onderzoek had gedaan.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres per 17 april 2022 niet meer recht had op de WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op een overtuigende wijze had gemotiveerd en dat er geen reden was om aan de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid te twijfelen. Eiseres had onvoldoende onderbouwd dat haar klachten en beperkingen niet correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden had besloten om de WGA-vervolguitkering te beëindigen, omdat eiseres niet arbeidsongeschikt was dan wel minder dan 35%.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/4076

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.Y. Jokhan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: L.R.I. Ritsma).

Inleiding

Het UWV heeft de WGA [1] -vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres per 17 april 2022 beëindigd, omdat eiseres ten eerste geschikt is voor haar eigen werk en ten tweede minder dan 35%, namelijk 17,76%, arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 22 juli 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Het UWV heeft eiseres vanaf 6 juni 2018 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 100%. Per 18 december 2018 heeft het UWV eiseres voor 53,96% arbeidsongeschikt geacht. De WGA-loonaanvullingsuitkering is voortgezet tot 31 december 2020. Vanaf 1 januari 2021 ontvangt eiseres een WGA-vervolguitkering.
2. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt ten eerste dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk als [functie] en ten tweede dat eiseres minder dan 35%, namelijk 17,76%, arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WGA-vervolguitkering te beëindigen vanaf 17 april 2022.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 15 juni 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 juni 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 24 juni 2022.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt om dat wat in de bezwaarprocedure naar voren is gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen.
7. Eiseres stelt dat het bestreden besluit in strijd met de wet, het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel tot stand gekomen is. De verzekeringsarts heeft vertrouwen gewekt door te stellen dat eiseres onveranderd arbeidsongeschikt is en er geen arbeidskundige beoordeling hoefde plaats te vinden. Eiseres verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), van 3 augustus 2021. [2] Eiseres vindt dat haar beperkingen onjuist en onvolledig zijn weergegeven in de FML van 15 juni 2022. Er is een onjuiste vertaalslag gemaakt van de in bezwaar ingebrachte medische informatie. Eiseres acht zich meer beperkt en verwijst naar de gronden in bezwaar. De medische omstandigheden zijn volgens eiseres sinds de eerdere toekenning van de WIA-uitkering onveranderd of zelfs verslechterd. Eiseres heeft medische informatie ingebracht van de pijnarts en een MRI-verslag. Eiseres vindt dat zij in aanmerking komt voor een IVA-uitkering en acht haar klachten duurzaam. Ze verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen, omdat eiseres zelf niet beschikt over de financiële middelen om dit te kunnen laten doen en er twijfel is aan de juistheid van het besluit en de onderliggende rapportages.
8. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. De verzekeringsarts in de primaire fase heeft eiseres telefonisch gehoord. De verzekeringsarts B&B heeft eiseres in bezwaar niet fysiek onderzocht en de hoorzitting staat niet gelijk aan een volwaardig spreekuur. Gezien de klachten was een lichamelijk onderzoek vereist. Eiseres verwijst naar de uitspraken van de CRvB van 23 juni 2021 [3] en van 1 januari 2022. [4]
9. Eiseres vindt de geduide functies niet passend, omdat naar haar mening de FML onjuist opgesteld is. Ze stelt dat haar belastbaarheid wordt overschreden. Verder vindt zij dat alle vier de geduide functies, inclusief de reservefunctie, hadden moeten worden gebruikt voor de schatting van de arbeidsongeschiktheid. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 23 december 2022 [5] met noot van E. van den Bogaard. Verder betwist eiseres de motivering van de arbeidsdeskundige B&B aangaande FML-item 4.21 en 1.8.6.
10. Eiseres verzoekt om een vergoeding van de schade, in de vorm van wettelijke rente.

Wat vindt de rechtbank

11. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 17 april 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Een belangrijk punt is dat het gaat om de medische situatie van 17 april 2022 en de beperkingen die daaruit volgen.
12. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Vertrouwensbeginsel
13. De rechtbank zal als eerst het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel behandelen. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is ten eerste vereist dat eiseres aannemelijk maakt dat van de zijde van het UWV toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan, of dat gedragingen zijn verricht waaruit eiseres in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het UWV in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. De verzekeringsarts heeft in het rapport van 23 januari 2022 bij de conclusie geschreven: “
Cliënte ongewijzigd 35-80% arbeidsongeschikt te beschouwen. Het is niet zinvol het arbeidsdeskundig onderzoek te herhalen. Geen nieuw advies.” De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts zich hiermee heeft uitgelaten over de uitoefening van de bevoegdheid van het UWV.
14. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het UWV kan worden toegerekend. Dat is het geval indien eiseres in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. De rechtbank vindt dat aan deze eis niet wordt voldaan. De rechtbank betreurt de gang van zaken, maar komt tot het oordeel dat eiseres redelijkerwijs niet kon en mocht veronderstellen dat de verzekeringsarts de opvatting van het UWV vertolkte. De door eiseres aangehaalde uitspraak van de CRvB acht de rechtbank in de zaak van eiseres niet toepasbaar. In de uitspraak van de CRvB ging het om een toezegging van een verzekeringsarts B&B over de beperkingen in de FML, waarbij de CRvB heeft overwogen dat het de bevoegdheid van een verzekeringsarts is om de beperkingen in de FML vast te stellen. Anders dan in die zaak, gaat het in de zaak van eiseres om het vaststellen van het arbeidsongeschiktheidspercentage. De rechtbank merkt op dat een verzekeringsarts enkel bevoegd is om zich uit te laten over het achterwege laten van een arbeidsdeskundig onderzoek, wanneer de verzekeringsarts de verzekerde volledig arbeidsongeschikt op medische gronden acht. Dit acht de rechtbank in de zaak van eiseres niet aan de orde, nu de verzekeringsarts heeft aangegeven eiseres voor 35 tot 80% arbeidsongeschikt te achten. Dat betekent dat de verzekeringsarts geen bevoegdheid had om zich uit te laten over het arbeidsongeschiktheidspercentage. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres er redelijkerwijs niet van uit kon gaan dat de verzekeringsarts de opvatting van het UWV vertolkte. De rechtbank weegt daarin mee dat eiseres al meerdere WIA-beoordelingen heeft meegemaakt, waarbij ook een arbeidskundige aan te pas is gekomen. De rechtbank acht het bestreden besluit niet in strijd met het vertrouwensbeginsel.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
15. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft haar gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend onderzocht. De door eiseres ingebrachte medische informatie heeft hij meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank maakt uit het dossier op dat, anders dan eiseres stelt, wel sprake is geweest van een lichamelijk onderzoek. In het verslag van de hoorzitting van 19 mei 2022 staat vermeld: “
De VA B&B geeft aan een lichamelijk onderzoek te willen uitvoeren. Dit is geen probleem.” en ook “
Verder niets ter tafel komend wordt de hoorzitting gesloten zodat het medisch onderzoek kan plaatsvinden.” Verder heeft de verzekeringsarts B&B in zijn rapport van 15 juni 2022 onder andere zijn bevindingen ten aanzien van de beweging in de rug, hoofd en schouders en de afwijkingen aan de ellebogen en handen beschreven. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat dit onderzoek niet zorgvuldig is geweest. De rechtbank neemt verder aan dat er geen sprake is van strijd met de uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021, nu die uitspraak over de situatie gaat waarbij het onderzoek in de primaire fase is verricht door een arts, niet zijnde een verzekeringsarts. [6] Dit is in deze zaak niet aan de orde omdat eiseres in de primaire fase is onderzocht door een verzekeringsarts. Ook de uitspraak van 1 januari 2022 acht de rechtbank niet van toepassing, aangezien de verzekeringsarts B&B in deze zaak de niet enkel dossieronderzoek heeft verricht, zoals in die uitspraak het geval is.
De beoordeling van de belastbaarheid
16. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 17 april 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft gesteld dat er geen blijk is van een ander medisch beeld dan zoals dit in 2018 in de laatste FML werd vastgelegd. De verzekeringsarts B&B vindt dat de omzetting naar de nieuwe versie van het CBBS niet volledig juist is gedaan en heeft daarom de FML aangepast. De ingebrachte medische informatie heeft geen aanleiding gegeven om per datum in geding uit te gaan van een ander medisch beeld dan waarvan eerder werd uitgegaan. De rechtbank kan deze motivering volgen.
17. De verzekeringsarts B&B heeft in het aanvullende rapport van 14 maart 2023 gemotiveerd waarom de door eiseres in beroep ingebrachte informatie niet leidt tot een ander standpunt. Hij heeft – kort gezegd – aangegeven dat de pijnklachten met uitstraling in het linkerbeen zoals beschreven in die informatie niet van toepassing worden geacht op de datum in geding. Uit zowel informatie van de behandelaren als het eigen onderzoek zijn geen afwijkende bevindingen gevonden in relatie tot de beschreven in het been uitstralende klachten. De rechtbank kan ook deze motivering volgen.
18. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 17 april 2022.
19. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld in de FML van 15 juni 2022.
20. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht. De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de medische beoordeling. Verder overweegt de rechtbank dat het bestrijden van een verzekeringsgeneeskundig oordeel ook kan door het inbrengen van medische informatie, zoals eiseres heeft gedaan. Het inschakelen van een deskundige is daartoe niet de enige manier. Dat eiseres geen financiële middelen heeft om zelf een deskundige in te schakelen is voor de rechtbank geen reden om een deskundige te benoemen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 15 juni 2022 vastgesteld dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk als [functie] , omdat deze functie haar belastbaarheid niet overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B overweegt dat er daarom geen sprake is van arbeidsongeschiktheid. De arbeidsdeskundige B&B heeft verder beoordeeld of de door de arbeidsdeskundige geduide functies passend zijn. Hij heeft de volgende functies passend geacht:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( SBC-code 111160) Textielproductenmaker;
- ( SBC-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker.
De reservefunctie is: (SBC-code 272043) Productiemedewerker textiel.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport uitgelegd waarom het eigen werk van eiseres en de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht.
23. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
24. Verder acht de rechtbank de aangehaalde uitspraak van de CRvB van 23 december 2022 niet van toepassing in deze zaak, nu die uitspraak ziet op de weigering van ziekengeld (op grond van de Ziektewet). De arbeidsdeskundige B&B wijst er in het rapport van 5 juni 2023 terecht op dat op grond van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten ten minste drie functies moeten worden geduid. De rechtbank voegt daaraan toe dat deze functies ieder ten minste drie arbeidsplaatsen moeten vertegenwoordigen. De rechtbank maakt uit het rapport van de arbeidsdeskundige B&B van 24 juni 2022 op dat aan deze eisen is voldaan. Anders dan eiseres stelt, is het dan ook niet nodig om de vierde functie (de reservefunctie) bij de schatting te betrekken.
25. Uit het rapport van 24 juni 2022 volgt dat de verzekeringsarts B&B desgevraagd aan de arbeidsdeskundige B&B heeft bevestigd dat het bij de beperking op FML-item 4.21 gaat om het hanteren van voorwerpen van 500 gram tot 5 kilogram. Aanvullend heeft de arbeidsdeskundige B&B toegelicht dat hiermee is aangesloten bij de beperking zoals die was in versie 4 van het CBBS. Anders dan eiseres acht de rechtbank deze motivering niet in strijd met het motiveringsbeginsel, de wet of andere beginselen van behoorlijk bestuur. Verder oordeelt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 24 juni 2022 voldoende begrijpelijk en inzichtelijk heeft toegelicht waarom er in de geduide functies geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid op FML-item 4.21.
26. In de FML van 15 juni 2022 is een beperking aangenomen op item 1.8.6: “
De klant is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico, namelijk geen hoogtes, geen gevaarlijk elektrisch app, geen chauffeursfuncties.” Weliswaar heeft de huidige beoordeling betrekking op een ander moment dan het hoger beroep waar de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 24 juni 2022 naar verwijst, maar ook uit de FML van deze beoordeling volgt niet dat eiseres beperkt is ten aanzien van het gebruik van een mesje. De arbeidsdeskundige B&B heeft aan de verzekeringsarts B&B voorgelegd of het gebruik van een soldeerbout valt onder de beperking en die heeft aangegeven dat dit niet het geval is. De rechtbank acht deze motivering voldoende. De arbeidsdeskundige B&B heeft verder voldoende toegelicht dat er geen overschrijding van de belastbaarheid is op FML-item 1.8.6.
27. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in eerste instantie in staat is haar eigen werk als [functie] te doen en ten tweede ook in staat is om de geduide functies te vervullen.
28. De arbeidsdeskundige B&B heeft vastgesteld dat eiseres geschikt is voor de maatgevende arbeid en daarom niet arbeidsongeschikt is. Op grond van de geduide functies heeft de arbeidsdeskundige berekend dat eiseres met de middelste van de drie geduide functies 82,24% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 17,76% arbeidsongeschikt is.
Wet en rechtszekerheidsbeginselen
29. De rechtbank is niet gebleken dat het bestreden besluit in strijd is met de wet, dan wel het rechtszekerheidsbeginsel.
IVA-uitkering
30. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering dient iemand volledig (80 tot 100%) en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat het UWV op goede gronden heeft bepaald dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarmee is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid en kan niet worden voldaan aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering. Gelet hierop zal de rechtbank de duurzaamheid van de beperkingen onbesproken laten.

Conclusie en gevolgen

31. Het UWV heeft terecht besloten om de WGA-vervolguitkering van eiseres per 17 april 2022 te beëindigen, omdat zij niet arbeidsongeschikt is dan wel minder dan 35%.
32. Het beroep van eiseres is ongegrond. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af, en worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 21 juni 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA: Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
6.Zie de uitspraak van de CRvB, 18 januari 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:99).