Wat vindt de rechtbank
11. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 17 april 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Een belangrijk punt is dat het gaat om de medische situatie van 17 april 2022 en de beperkingen die daaruit volgen.
12. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
13. De rechtbank zal als eerst het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel behandelen. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is ten eerste vereist dat eiseres aannemelijk maakt dat van de zijde van het UWV toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan, of dat gedragingen zijn verricht waaruit eiseres in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het UWV in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. De verzekeringsarts heeft in het rapport van 23 januari 2022 bij de conclusie geschreven: “
Cliënte ongewijzigd 35-80% arbeidsongeschikt te beschouwen. Het is niet zinvol het arbeidsdeskundig onderzoek te herhalen. Geen nieuw advies.” De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts zich hiermee heeft uitgelaten over de uitoefening van de bevoegdheid van het UWV.
14. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het UWV kan worden toegerekend. Dat is het geval indien eiseres in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. De rechtbank vindt dat aan deze eis niet wordt voldaan. De rechtbank betreurt de gang van zaken, maar komt tot het oordeel dat eiseres redelijkerwijs niet kon en mocht veronderstellen dat de verzekeringsarts de opvatting van het UWV vertolkte. De door eiseres aangehaalde uitspraak van de CRvB acht de rechtbank in de zaak van eiseres niet toepasbaar. In de uitspraak van de CRvB ging het om een toezegging van een verzekeringsarts B&B over de beperkingen in de FML, waarbij de CRvB heeft overwogen dat het de bevoegdheid van een verzekeringsarts is om de beperkingen in de FML vast te stellen. Anders dan in die zaak, gaat het in de zaak van eiseres om het vaststellen van het arbeidsongeschiktheidspercentage. De rechtbank merkt op dat een verzekeringsarts enkel bevoegd is om zich uit te laten over het achterwege laten van een arbeidsdeskundig onderzoek, wanneer de verzekeringsarts de verzekerde volledig arbeidsongeschikt op medische gronden acht. Dit acht de rechtbank in de zaak van eiseres niet aan de orde, nu de verzekeringsarts heeft aangegeven eiseres voor 35 tot 80% arbeidsongeschikt te achten. Dat betekent dat de verzekeringsarts geen bevoegdheid had om zich uit te laten over het arbeidsongeschiktheidspercentage. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres er redelijkerwijs niet van uit kon gaan dat de verzekeringsarts de opvatting van het UWV vertolkte. De rechtbank weegt daarin mee dat eiseres al meerdere WIA-beoordelingen heeft meegemaakt, waarbij ook een arbeidskundige aan te pas is gekomen. De rechtbank acht het bestreden besluit niet in strijd met het vertrouwensbeginsel.
Medische grondslag van het bestreden besluit
15. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft haar gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend onderzocht. De door eiseres ingebrachte medische informatie heeft hij meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank maakt uit het dossier op dat, anders dan eiseres stelt, wel sprake is geweest van een lichamelijk onderzoek. In het verslag van de hoorzitting van 19 mei 2022 staat vermeld: “
De VA B&B geeft aan een lichamelijk onderzoek te willen uitvoeren. Dit is geen probleem.” en ook “
Verder niets ter tafel komend wordt de hoorzitting gesloten zodat het medisch onderzoek kan plaatsvinden.” Verder heeft de verzekeringsarts B&B in zijn rapport van 15 juni 2022 onder andere zijn bevindingen ten aanzien van de beweging in de rug, hoofd en schouders en de afwijkingen aan de ellebogen en handen beschreven. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat dit onderzoek niet zorgvuldig is geweest. De rechtbank neemt verder aan dat er geen sprake is van strijd met de uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021, nu die uitspraak over de situatie gaat waarbij het onderzoek in de primaire fase is verricht door een arts, niet zijnde een verzekeringsarts.Dit is in deze zaak niet aan de orde omdat eiseres in de primaire fase is onderzocht door een verzekeringsarts. Ook de uitspraak van 1 januari 2022 acht de rechtbank niet van toepassing, aangezien de verzekeringsarts B&B in deze zaak de niet enkel dossieronderzoek heeft verricht, zoals in die uitspraak het geval is.
De beoordeling van de belastbaarheid
16. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 17 april 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft gesteld dat er geen blijk is van een ander medisch beeld dan zoals dit in 2018 in de laatste FML werd vastgelegd. De verzekeringsarts B&B vindt dat de omzetting naar de nieuwe versie van het CBBS niet volledig juist is gedaan en heeft daarom de FML aangepast. De ingebrachte medische informatie heeft geen aanleiding gegeven om per datum in geding uit te gaan van een ander medisch beeld dan waarvan eerder werd uitgegaan. De rechtbank kan deze motivering volgen.
17. De verzekeringsarts B&B heeft in het aanvullende rapport van 14 maart 2023 gemotiveerd waarom de door eiseres in beroep ingebrachte informatie niet leidt tot een ander standpunt. Hij heeft – kort gezegd – aangegeven dat de pijnklachten met uitstraling in het linkerbeen zoals beschreven in die informatie niet van toepassing worden geacht op de datum in geding. Uit zowel informatie van de behandelaren als het eigen onderzoek zijn geen afwijkende bevindingen gevonden in relatie tot de beschreven in het been uitstralende klachten. De rechtbank kan ook deze motivering volgen.
18. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 17 april 2022.
19. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld in de FML van 15 juni 2022.
20. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht. De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de medische beoordeling. Verder overweegt de rechtbank dat het bestrijden van een verzekeringsgeneeskundig oordeel ook kan door het inbrengen van medische informatie, zoals eiseres heeft gedaan. Het inschakelen van een deskundige is daartoe niet de enige manier. Dat eiseres geen financiële middelen heeft om zelf een deskundige in te schakelen is voor de rechtbank geen reden om een deskundige te benoemen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 15 juni 2022 vastgesteld dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk als [functie] , omdat deze functie haar belastbaarheid niet overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B overweegt dat er daarom geen sprake is van arbeidsongeschiktheid. De arbeidsdeskundige B&B heeft verder beoordeeld of de door de arbeidsdeskundige geduide functies passend zijn. Hij heeft de volgende functies passend geacht:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( SBC-code 111160) Textielproductenmaker;
- ( SBC-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker.
De reservefunctie is: (SBC-code 272043) Productiemedewerker textiel.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport uitgelegd waarom het eigen werk van eiseres en de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht.
23. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
24. Verder acht de rechtbank de aangehaalde uitspraak van de CRvB van 23 december 2022 niet van toepassing in deze zaak, nu die uitspraak ziet op de weigering van ziekengeld (op grond van de Ziektewet). De arbeidsdeskundige B&B wijst er in het rapport van 5 juni 2023 terecht op dat op grond van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten ten minste drie functies moeten worden geduid. De rechtbank voegt daaraan toe dat deze functies ieder ten minste drie arbeidsplaatsen moeten vertegenwoordigen. De rechtbank maakt uit het rapport van de arbeidsdeskundige B&B van 24 juni 2022 op dat aan deze eisen is voldaan. Anders dan eiseres stelt, is het dan ook niet nodig om de vierde functie (de reservefunctie) bij de schatting te betrekken.
25. Uit het rapport van 24 juni 2022 volgt dat de verzekeringsarts B&B desgevraagd aan de arbeidsdeskundige B&B heeft bevestigd dat het bij de beperking op FML-item 4.21 gaat om het hanteren van voorwerpen van 500 gram tot 5 kilogram. Aanvullend heeft de arbeidsdeskundige B&B toegelicht dat hiermee is aangesloten bij de beperking zoals die was in versie 4 van het CBBS. Anders dan eiseres acht de rechtbank deze motivering niet in strijd met het motiveringsbeginsel, de wet of andere beginselen van behoorlijk bestuur. Verder oordeelt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 24 juni 2022 voldoende begrijpelijk en inzichtelijk heeft toegelicht waarom er in de geduide functies geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid op FML-item 4.21.
26. In de FML van 15 juni 2022 is een beperking aangenomen op item 1.8.6: “
De klant is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico, namelijk geen hoogtes, geen gevaarlijk elektrisch app, geen chauffeursfuncties.” Weliswaar heeft de huidige beoordeling betrekking op een ander moment dan het hoger beroep waar de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 24 juni 2022 naar verwijst, maar ook uit de FML van deze beoordeling volgt niet dat eiseres beperkt is ten aanzien van het gebruik van een mesje. De arbeidsdeskundige B&B heeft aan de verzekeringsarts B&B voorgelegd of het gebruik van een soldeerbout valt onder de beperking en die heeft aangegeven dat dit niet het geval is. De rechtbank acht deze motivering voldoende. De arbeidsdeskundige B&B heeft verder voldoende toegelicht dat er geen overschrijding van de belastbaarheid is op FML-item 1.8.6.
27. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in eerste instantie in staat is haar eigen werk als [functie] te doen en ten tweede ook in staat is om de geduide functies te vervullen.
28. De arbeidsdeskundige B&B heeft vastgesteld dat eiseres geschikt is voor de maatgevende arbeid en daarom niet arbeidsongeschikt is. Op grond van de geduide functies heeft de arbeidsdeskundige berekend dat eiseres met de middelste van de drie geduide functies 82,24% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 17,76% arbeidsongeschikt is.
Wet en rechtszekerheidsbeginselen
29. De rechtbank is niet gebleken dat het bestreden besluit in strijd is met de wet, dan wel het rechtszekerheidsbeginsel.
30. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering dient iemand volledig (80 tot 100%) en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat het UWV op goede gronden heeft bepaald dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarmee is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid en kan niet worden voldaan aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering. Gelet hierop zal de rechtbank de duurzaamheid van de beperkingen onbesproken laten.
Conclusie en gevolgen
31. Het UWV heeft terecht besloten om de WGA-vervolguitkering van eiseres per 17 april 2022 te beëindigen, omdat zij niet arbeidsongeschikt is dan wel minder dan 35%.
32. Het beroep van eiseres is ongegrond. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af, en worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.