ECLI:NL:CRVB:2024:1048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van het besluit om de ZW-uitkering van appellant per 3 april 2021 te beëindigen en weigering ZW-uitkering toe te kennen per 9 augustus 2021
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering per 3 april 2021 en de weigering van een ZW-uitkering per 9 augustus 2021. Appellant, die zich op 1 maart 2020 ziekmeldde na een auto-ongeluk, had eerder een ZW-uitkering ontvangen, maar het Uwv concludeerde dat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen en beëindigde de uitkering. Appellant maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische en arbeidskundige onderzoeken die zijn uitgevoerd. De Raad oordeelde dat de beperkingen van appellant niet waren toegenomen ten opzichte van de eerdere beoordeling en dat het Uwv terecht had besloten om de ZW-uitkering te beëindigen en geen nieuwe uitkering toe te kennen. De Raad bevestigde de uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld in zijn besluitvorming. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten, omdat zijn hoger beroep niet slaagde.