ECLI:NL:CRVB:2024:1259

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
22/2253 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in sociale zekerheidszaak

Op 19 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2253 WMO15. Het hoger beroep van appellante, die een maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij het huishouden had aangevraagd, werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen ongegrond verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag, maar in hoger beroep stelde haar gemachtigde dat er nog procesbelang was vanwege een verzoek om vergoeding van bezwaarkosten. De Raad oordeelde echter dat er geen voldoende procesbelang aanwezig was, omdat het louter formele of principiële belang niet volstaat voor een inhoudelijke beoordeling. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard en dat appellante geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht zou ontvangen.

Uitspraak

22/2253 WMO15
Datum uitspraak: 19 juni 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 16 juni 2022, 21/1180 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, omdat partijen niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1984, is bekend met verschillende aandoeningen.
1.2.
Bij besluit van 17 december 2020 heeft het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 de aanvraag van appellante om een maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij het huishouden afgewezen. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 24 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluitongegrond verklaard.

Het standpunt van appellante

3. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellante een besluit van 13 december 2022 overgelegd en namens appellante meegedeeld dat appellante tevreden is met de daarbij verstrekte maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij het huishouden. De gemachtigde meent dat nog procesbelang aanwezig is in verband met de gevraagde vergoeding van bezwaarkosten.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of appellante voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak [1] is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade als gevolg van de besluitvorming is geleden.
4.2.
Zoals de Raad recentelijk heeft geoordeeld, levert het niet vergoeden van bezwaarkosten niet langer een zelfstandig procesbelang op, tenzij het betrokken bestuursorgaan zijn besluit in bezwaar heeft herroepen zonder daarbij een vergoeding van bezwaarkosten toe te kennen terwijl daar wel om was gevraagd, of als de hoogte van een toegekende vergoeding van bezwaarkosten in geschil is. [2]
4.3.
In dit geval is van de in 4.2 bedoelde uitzonderingssituatie geen sprake. Dat betekent dat in deze zaak geen procesbelang aanwezig is bij het niet vergoeden van bezwaarkosten.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het hoger beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.
5.2.
Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2024.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) P.W.J. Hospel

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:887.
2.Zie de uitspraken van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635 en ECLI:NL:CRVB:2024:636.