ECLI:NL:CRVB:2024:1299
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van ZW-uitkering wegens niet-naleving re-integratieverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die werkzaam was als productiemedewerker, had zijn ZW-uitkering met 25% verlaagd gekregen door het Uwv omdat hij zich niet aan zijn re-integratieverplichtingen had gehouden. Appellant stelde dat hij zich ziek had gemeld en daarom niet op de re-integratieplek was verschenen. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en het Uwv had de maatregel terecht opgelegd. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 10 april 2024, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. L. de Widt, en het Uwv werd vertegenwoordigd door T. van der Weert.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 4 november 2020 niet op de re-integratieplek is verschenen en dat hij op 5 november 2020 telefonisch niet bereikbaar was. Het Uwv had op basis van deze feiten de maatregel opgelegd, en de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant zich niet aan zijn verplichtingen had gehouden. De Raad heeft ook overwogen dat de opgelegde maatregel niet onevenredig was, ondanks de financiële gevolgen voor appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en handhaafde de verlaging van de ZW-uitkering met 25% gedurende vier maanden.