ECLI:NL:CRVB:2024:1336
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E. Dijt
- M.E. Fortuin
- B. Serno
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van het WIA-dagloon door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het WIA-dagloon van appellant, die stelt dat het Uwv een te laag dagloon heeft vastgesteld. Appellant, die op 1 november 2018 uitviel voor zijn werkzaamheden als kok bij zijn ex-werkgever, betwist de hoogte van het door het Uwv vastgestelde dagloon van € 71,74. Hij stelt dat het Uwv bij de berekening van het dagloon rekening had moeten houden met een hoger loon dat hij volgens de cao had moeten ontvangen. Het Uwv heeft echter het dagloon berekend op basis van de opgave van de ex-werkgever, die een loon van € 17.767,21 heeft opgegeven voor de referteperiode van 1 november 2017 tot en met 31 oktober 2018.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 22 mei 2024 heeft appellant zijn standpunt herhaald, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv en de ex-werkgever zich ook hebben laten vertegenwoordigen. De Raad heeft overwogen dat appellant niet heeft aangetoond dat hij zijn ex-werkgever tijdens de referteperiode heeft gemaand om het volgens hem juiste cao-loon te betalen. De Raad concludeert dat het Uwv het dagloon op juiste wijze heeft vastgesteld en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en het bestreden besluit blijft in stand.