ECLI:NL:CRVB:2024:2045

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
23/1620 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep door appellante

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dronten. De Centrale Raad van Beroep heeft eerder, op 19 oktober 2022, een uitspraak gedaan waarbij de rechtbank Midden-Nederland werd vernietigd en het college werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Op 13 april 2023 heeft het college deze nieuwe beslissing genomen, waartegen appellante beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 4 september 2024 heeft appellante haar hoger beroep ingetrokken, omdat het college grotendeels aan haar bezwaren tegemoet was gekomen. Appellante heeft verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat het college in het bestreden besluit de kosten in bezwaar heeft vergoed, en heeft vervolgens de kosten van het beroep begroot op € 1.750,-. Daarnaast is het college veroordeeld tot vergoeding van het door appellante betaalde griffierecht van € 50. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2024.

Uitspraak

23/1620 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dronten van 13 april 2023
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Dronten (college)
Datum uitspraak: 30 oktober 2024

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 19 oktober 2022, 20/3038 WMO15, heeft de Raad, voor zover van belang, de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 juli 2020, 19/5170, vernietigd, het beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 oktober 2019 vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarbij heeft de Raad bepaald dat tegen de nieuwe beslissing op bezwaar met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Het college heeft op 13 april 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Namens appellante heeft mr. K. Wevers hiertegen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 september 2024. Voor appellante zijn mr. Wevers en [naam] verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Hiemstra.
Ter zitting heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft hierop gereageerd. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
2. Appellante heeft het beroep ingetrokken omdat het college ter zitting van de Raad alsnog (grotendeels) aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
3. Aangezien het college in het bestreden besluit de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in het onderhavige beroep gemaakte kosten.
4. De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
5. Ook zal de Raad bepalen dat het college aan appellante het door haar in beroep betaalde griffierecht van € 50 vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 1.750;
  • bepaalt dat het college aan appellante het door haar betaalde griffierecht van in totaal € 50 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en K.H. Sanders en J.J. Janssen als leden, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) N. El Khabazi