ECLI:NL:CRVB:2024:2408
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door drs. F. Elidrissi, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 juni 2023. De rechtbank had het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak, maar met verbetering van de gronden. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met (afgerond) drie maanden is overschreden, maar dat het verzoek om schadevergoeding niet kan worden toegewezen vanwege het zeer geringe financiële belang van de procedure. De Raad benadrukt dat in gevallen van een zeer gering financieel belang, zoals hier het geval is, de lange duur van de procedure niet of nauwelijks tot spanning en frustratie leidt bij de belanghebbende. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 november 2024, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag niet aanwezig was. De Raad concludeert dat appellante geen recht heeft op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, met de opmerking dat de rechtbank had moeten volstaan met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn.