ECLI:NL:CRVB:2024:322
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van kinderbijslag in het kader van co-ouderschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb) aan appellant. De zaak betreft de kinderbijslag voor twee kinderen, geboren uit de relatie tussen appellant en de moeder. Appellant en de moeder hebben in april 2021 aan de Svb gemeld dat zij gescheiden leven en dat er sprake is van co-ouderschap. De Svb heeft daarop de kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2021 aan beide ouders toegekend. Echter, in september 2021 heeft de moeder verzocht om de kinderbijslag volledig aan haar toe te kennen, wat de Svb heeft ingewilligd met een besluit van februari 2022. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de herziening van de kinderbijslag en de terugvordering van het teveel betaalde bedrag van € 449,74. De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Svb heeft in hoger beroep de herziening en terugvordering gehandhaafd. De Raad oordeelt dat er geen sprake was van co-ouderschap in de zin van de wet, omdat de zorgregeling niet voldeed aan de vereisten voor gelijke verdeling van zorg en onderhoud. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij de herziening en terugvordering van de kinderbijslag in stand blijft. Appellant krijgt geen proceskostenvergoeding.