Uitspraak
11 mei 2022, 21/5135 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
30 maart 2021. Een arbeidsdeskundige heeft appellant op basis daarvan in staat geacht de geselecteerde functies medewerker tuinbouw, postbezorger en huishoudelijk medewerker gebouwen te verrichten. Berekend is dat appellant per 17 maart 2021 voor 21,89% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft bij besluit van 30 april 2021 de WIA-aanvraag van appellant per 17 maart 2021 afgewezen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
31 augustus 2021 in voldoende mate tegemoet gekomen aan die begeleidingsadviezen. Zo is appellant aangewezen op een voorspelbare werksituatie met structuur, regelmaat en duidelijkheid, op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbreking, op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, zonder hoog handelingstempo, met weinig of geen rechtstreeks contact met klanten, patiënten of hulpbehoevenden, zonder leidinggevende aspecten en op regelmatige werktijden. Tevens is appellant beperkt voor emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten, samenwerken, en taken met grote eindverantwoordelijkheden. Met deze beperkingen wordt er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor gezorgd dat appellant in arbeid niet wordt overvraagd, en dat er onder andere voldoende structuur en duidelijkheid is in arbeid en er geen medische noodzaak is voor extra begeleiding in arbeid. Nu appellant deze overtuigende motivering niet heeft betwist, wordt de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarin gevolgd.