Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) te continueren afgewezen. Het daartegen gerichte beroep van verzoeker is door de rechtbank Rotterdam bij uitspraak van
4 februari 2019, 18/837, ongegrond verklaard. De Raad heeft deze uitspraak bij uitspraak van 16 oktober 2020 bevestigd onder de bepaling dat het Uwv het door verzoeker in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht dient te vergoeden.
3 januari 2018. Zowel de rechtbank als de Raad hebben de brief van 10 januari 2018 en overige correspondentie van mr. Kraak niet betrokken in de procedure. Daarnaast is de Raad voorbij gegaan aan een brief van de rechtbank van 6 maart 2019 waarin de rechtbank verzoeker erop wees dat de Raad in een hoger beroepsprocedure het complete dossier inclusief zittingsaantekeningen bij de rechtbank opvraagt en aan partijen zendt. Verzoeker heeft geen dossier van de Raad ontvangen. Verzoeker heeft in zijn brief van 13 september 2023 een nadere toelichting gegeven op zijn loopbaan en de gang van zaken bij het GAK, een voorganger van het Uwv. Volgens het Uwv was de WAO-uitkering van verzoeker in 1998 beëindigd en was er geen reden om de uitkering te heropenen. Daarmee is het Uwv voorbijgegaan aan verzoekers claim op een WAO-uitkering. Blijkbaar zijn er twee besluiten van het GAK geweest van 8 juni 2000: een over een herbeoordeling en een over de beëindiging van verzoekers WAO-uitkering. Mr. Kraak heeft bevestigd dat verzoeker slachtoffer is geworden van de transitie van het GAK naar het Uwv en dat verzoekers dossier daardoor niet meer te traceren is. Mr. Kraak is verzoeker in zijn brieven van 10 mei 2017, 17 mei 2017 en 10 januari 2018 tegemoet gekomen. Daarbij is het beëindigingsbesluit van
8 juni 2000 niet genoemd. Het Uwv kon het beëindigingsbesluit van 8 juni 2000 vervolgens ongehinderd inbrengen tijdens de zitting van 25 september 2020 bij de Raad. Volgens verzoeker zijn nieuwe stukken als bedoeld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de stukken die het Uwv heeft achtergehouden. Verzoeker wil waarheidsvinding naar het Juridisch Kenniscentrum van het Uwv, zijn recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet en de WAO-uitkering vanaf 1996 en heeft daarbij verwezen naar een uitdraai van Suwinet. Hij is sinds 1980 verplicht verzekerd geweest voor de werknemersverzekeringswetten. Met een beslissing op bezwaar van 23 december 2014 aan verzoekers werkgever heeft het Uwv erkend dat verzoeker een WAO-verleden had.
Het oordeel van de Raad
16 oktober 2020 ten grondslag heeft gelegd. Bij de onder 1.2 genoemde uitspraak van
28 februari 2022 heeft de Raad dat verzoek afgewezen, omdat verzoeker daarbij geen feiten of omstandigheden heeft vermeld zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb. Verzoeker heeft bij zijn huidige verzoek slechts verzocht om op basis van al bekende dan wel eerder door hem overgelegde informatie zijn zaak te heroverwegen. In de uitspraak van 28 februari 2022 is verder vermeld dat de brief (van 10 januari 2018) van mr. Kraak al bekend was bij het doen van de uitspraak van 16 oktober 2020. De Raad heeft geen aanleiding over het hier aan de orde zijnde verzoek anders te oordelen. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
1 oktober 1998 vaststaat en eveneens al bekend was bij het doen van de uitspraak van
16 oktober 2020. Niet gebleken is dat nog stukken ontbreken in het dossier en dat die stukken niet in het bezit zijn van verzoeker.