ECLI:NL:CRVB:2024:54

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
23/1601 WAO-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke zaak

Op 9 januari 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de behandelend rechter, mr. I.M.J. Hilhorst-Hagen. Het verzoek om wraking werd afgewezen omdat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De verzoeker had eerder verzocht om herziening van uitspraken van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, maar dit verzoek werd afgewezen. In een brief van 13 september 2023 heeft de verzoeker aanvullende gronden ingediend en verzocht om wraking van de behandelend rechter, omdat hij zich niet veilig voelde en meende dat de rechter bewijs onterecht had genegeerd.

De Raad overwoog dat de enkele omstandigheid dat een rechter eerder in een zaak heeft geoordeeld, geen grond vormt voor twijfel aan zijn onpartijdigheid. De verzoeker had niet voldoende onderbouwd waarom hij zich niet veilig voelde bij de rechter, waardoor de vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De Raad concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 januari 2024.

Uitspraak

23/1601 WAO-W
Datum beslissing: 9 januari 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Op 28 februari 2022 heeft de Raad het verzoek van verzoeker om herziening van de uitspraak van 16 oktober 2020 [1] in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen. [2]
Met een brief van 8 mei 2023 heeft verzoeker opnieuw verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 16 oktober 2020.
Met een brief van 13 september 2023 heeft verzoeker aanvullende gronden en stukken ingediend en verzocht dat mr. I.M.J. Hilhorst-Hagen (behandelend rechter) zich blijvend aan de zaak onttrekt. De Raad heeft verzoeker laten weten dat dit wordt opgevat als een wrakingsverzoek.
De behandelend rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
Het wrakingsverzoek is op 19 december 2023 ter zitting behandeld. Verzoeker is niet verschenen. De behandelend rechter heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd. De behandelend rechter heeft de zaken behandeld die tot de uitspraken van 16 oktober 2020 en 28 februari 2022 hebben geleid. Tijdens de behandeling van deze zaken heeft de behandelend rechter door verzoeker ingebracht bewijs onterecht buiten beschouwing gelaten en verzoeker het zwijgen opgelegd. Ook voelt verzoeker zich niet veilig bij de behandelend rechter.
3. De Raad komt tot het oordeel dat hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen blijk geeft van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt.
3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. [3]
3.2.
Het is vaste rechtspraak van de Raad dat de enkele omstandigheid dat een rechter eerder heeft geoordeeld in een zaak van eenzelfde partij geen grond vormt voor twijfel aan zijn of haar onpartijdigheid. [4] Dat verzoeker het niet eens is met de manier waarop de behandelend rechter zijn eerdere zaken heeft behandeld, maakt dat op zichzelf niet anders. Het is aan de rechter die de zaak behandelt om te beslissen over de vraag of en, zo ja, op welke wijze bepaalde stukken bij de beoordeling worden betrokken. Ook is het aan de rechter die de zaak behandelt om het zittingsverloop, de voortgang van de zitting en de orde in de zittingszaal te bepalen. [5]
3.3.
De stelling van verzoeker dat hij zich niet veilig voelt bij de behandelend rechter is niet toegelicht, zodat dit niet tot de conclusie kan leiden dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.
4. Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en E.C.E. Marechal en J.J. Janssen als leden, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2024.
De griffier De voorzitter
(getekend) R.R. Olde Engberink (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum

Voetnoten

1.Uitspraak van 16 oktober 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2573.
2.Uitspraak van 28 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:493.
3.Zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141.
4.Zie bijvoorbeeld de beslissing van 5 september 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3275.
5.Zie bijvoorbeeld de beslissing van 19 april 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW3667.