Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat van het CAK een griffierecht van € 559,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een eigen bijdrage van € 4.571,12 die het CAK in rekening heeft gebracht aan de erven van wijlen [wijlen] voor zorg in het kader van een persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). De rechtbank had geoordeeld dat, hoewel het CAK de hoogte van de eigen bijdrage correct had vastgesteld, de uitkomst in dit geval onredelijk was. De rechtbank verlaagde de eigen bijdrage naar € 1.335,-, wat overeenkomt met de werkelijke zorgkosten. Het CAK ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de eigen bijdrage onredelijk bezwarend was voor de betrokkenen. De Raad stelde vast dat er geen gecontracteerde zorgaanbieder beschikbaar was voor de gewenste zorg, waardoor de keuze voor een pgb noodzakelijk was. Bovendien was de betrokkenen niet goed geïnformeerd over de financiële consequenties van deze keuze. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de eigen bijdrage moest worden vastgesteld op het bedrag dat overeenkomt met de werkelijke zorgkosten.