Uitspraak
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht uitvoering heeft gegeven aan een beslag dat is gelegd op de WW-uitkering van appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij het Uwv had vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg beslag had gelegd op de uitkering van appellant. De beslagvrije voet was vastgesteld op € 495,- per maand. Appellant was van mening dat het Uwv onterecht het beslag had uitgevoerd en dat hij in een moeilijke financiële positie verkeerde door deze beslaglegging. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv binnen de kaders van het beslag is gebleven en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv verplicht was om mee te werken aan het derdenbeslag. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en er is geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht.