ECLI:NL:CRVB:2025:1097

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
25/1334 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep bij verzoek om herziening van een uitspraak van de voorzieningenrechter

In deze zaak heeft verzoeker op 26 juni 2025 een verzoek ingediend om herziening van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van 25 juni 2025. In die uitspraak is het verzoek van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard op basis van het materiële connexiteitsvereiste, zoals vastgelegd in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 juli 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening. Tijdens de zitting op 16 juli 2025 was verzoeker aanwezig, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Groningen via videobellen vertegenwoordigd was door mr. M.S. Smith en R. Weessies. De Raad heeft overwogen dat de uitspraak van de voorzieningenrechter tot stand is gekomen met toepassing van artikel 8:81, eerste lid, in verbinding met artikel 8:84, tweede lid, van de Awb. Aangezien tegen een dergelijke uitspraak het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet kan worden ingeroepen, heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om het verzoek om herziening inhoudelijk te beoordelen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.

Uitspraak

25/1334 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van 25 juni 2025, 25/1116 WMO15-VV
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)
Datum uitspraak: 23 juli 2025
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft op 26 juni 2025 een verzoek ingediend om herziening van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van 25 juni 2025. [1] In die uitspraak is met toepassing van artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verzoek van verzoeker nietontvankelijk verklaard, omdat niet is voldaan aan het materiële connexiteitsvereiste.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2025. Verzoeker is verschenen. Het college heeft via videobellen aan de zitting deelgenomen en zich laten vertegenwoordigen door mr. M.S. Smith en R. Weessies.

OVERWEGINGEN

1. De voorzieningenrechter van de Raad heeft in de uitspraak van 25 juni 2025 het door verzoeker ingediende verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is voldaan aan het materiële connexiteitsvereiste.
2. Verzoeker heeft een verzoek om herziening gedaan van de uitspraak van 25 juni 2025.
3. De Raad stelt vast dat de uitspraak, waarvan verzoeker herziening heeft gevraagd, tot stand is gekomen met toepassing van artikel 8:81, eerste lid, in verbinding met artikel 8:84, tweede lid, van de Awb. Ten aanzien van een dergelijke uitspraak kan niet het bijzondere rechtsmiddel van herziening in de zin van artikel 8:119 van de Awb worden ingeroepen. Dit heeft de Raad eerder overwogen. [2]
4. Uit het voorgaande volgt dat de Raad niet bevoegd is om het verzoek om herziening inhoudelijk te beoordelen.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) N. El Khabazi

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:81, eerste lid
Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:84, eerste lid
De voorzieningenrechter doet zo spoedig mogelijk schriftelijk of mondeling uitspraak.
Artikel 8:84, tweede lid
De uitspraak strekt tot:
onbevoegdverklaring van de voorzieningenrechter,
niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek,
afwijzing van het verzoek, of
gehele of gedeeltelijke toewijzing van het verzoek.
Artikel 8:119, eerste lid
De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
ij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Artikel 8:119, tweede lid
(…) titel 8.3 en titel 8.5, (…) zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

Voetnoten

2.Zie de uitspraken van 18 juni 1998, ECLI:NL:CRVB:1998:ZB7689 en van 6 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1646.