ECLI:NL:CRVB:2025:1126
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en inkomsten uit geld waardeerbare activiteiten
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 27 juni 2002 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van anonieme meldingen over zwart werk heeft de gemeente Zoetermeer een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht en inkomsten heeft ontvangen, maar deze niet heeft gemeld, waardoor zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Het college heeft daarop besloten de bijstand over de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 maart 2022 te herzien en een bedrag van € 6.983,23 terug te vorderen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met verwervingskosten en dat het giftenbeleid van toepassing had moeten zijn. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat voor de bijstand geen ruimte is voor het verrekenen van verwervingskosten en dat de ontvangen inkomsten geen giften zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De herziening en terugvordering blijven dus in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.