In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tegemoetkoming in verhuiskosten voor een opsporingsambtenaar die verhuisd is vanwege een wijziging van zijn standplaats. De appellant, vertegenwoordigd door mr. T.A. van Helvoort, had verzocht om een tegemoetkoming in de verhuiskosten na zijn verhuizing naar [woonplaats]. De staatssecretaris van Defensie, vertegenwoordigd door mr. R.N. Bruin, had dit verzoek afgewezen omdat [woonplaats] niet op de lijst van goedgekeurde vestigingsplaatsen stond en de afstand tot de standplaats meer dan 25 kilometer was. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat het onverkort vasthouden aan de lijst in dit geval tot een onbillijkheid van overwegende aard leidde. De Raad concludeerde dat de staatssecretaris niet in redelijkheid had kunnen weigeren om de hardheidsclausule toe te passen. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris veroordeeld tot het toekennen van de gevraagde tegemoetkoming van € 6.000,-. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de kosten van de appellant, die in totaal € 4.275,- bedragen, en moet het griffierecht van € 458,- worden vergoed.