ECLI:NL:CRVB:2025:1163
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uwv om appellante per 27 juni 2022 een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag. Appellante betwistte deze beslissing en voerde aan dat zij meer (medische) beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering had toegekend, omdat appellante niet voldoende had aangetoond dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld.
Het procesverloop begon met een hoger beroep ingesteld door mr. W.C. de Jonge, advocaat van appellante, die ook verzocht om schadevergoeding. Het Uwv diende een verweerschrift in. Tijdens de zitting op 18 juni 2025 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. G.A. Vermeijden. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat de verzekeringsartsen van het Uwv onzorgvuldig hadden gehandeld of dat er sprake was van een ongelijke procespositie. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.