ECLI:NL:CRVB:2025:1184

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
23/3214 BABW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart voor passagier op basis van visuele beperking

In deze zaak heeft appellant, die (maatschappelijk) blind is, een aanvraag ingediend voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) voor een passagier bij het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De aanvraag werd afgewezen op basis van een medisch advies dat stelde dat de visuele beperking van appellant niet als een loopbeperking kan worden aangemerkt. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat door appellant werd bestreden in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een GPK. De Raad benadrukte dat, hoewel appellant continu begeleiding nodig heeft vanwege zijn blindheid, dit niet betekent dat hij een loopbeperking heeft. De Raad concludeerde dat appellant in staat is om met de hulp van een begeleider de afstand tussen de parkeerplaats en de bestemming te overbruggen.

Appellant voerde aan dat de afwijzing in strijd is met Europese normen en dat elders mensen met een visuele handicap wel een GPK krijgen. De Raad verwierp dit argument, omdat het niet onderbouwd was. Uiteindelijk werd het hoger beroep afgewezen en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend aan appellant.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2023, 22/3598 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 30 juli 2025
Zitting heeft: L.M. Tobé, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: H. de Brabander
Namens partijen is niemand verschenen ter zitting van 30 juli 2025.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Appellant is (maatschappelijk) blind. Hij heeft vanwege deze aandoening bij het college een aanvraag ingediend voor een (Europese) gehandicaptenparkeerkaart (GPK) voor een passagier.
1.2.
Met een besluit van 15 februari 2022, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 21 juni 2022 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het college heeft daarbij verwezen naar een medisch advies van 4 februari 2022.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Het college mocht uitgaan van het medisch advies, omdat dat onpartijdig, objectief en inzichtelijk is opgesteld. Op grond van dat medisch advies heeft het college kunnen concluderen dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een GPK. De visuele beperking van appellant is niet aan te merken als een loopbeperking. Ook uit de door appellant overgelegde brief van de oogspecialist volgt niet dat sprake is van een loopbeperking. Daarmee is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling). Ook is geen sprake van andere aantoonbare ernstige beperkingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling. Niet aannemelijk is namelijk dat het voor appellant om medische redenen nodig is om dichtbij te parkeren.
3. Appellant heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Hij heeft herhaald dat hij niet goed behandeld is door de medisch adviseur en dat het advies van zijn oogarts is genegeerd. Verder voert hij aan dat het onterecht en in strijd met Europese normen is om mensen met een visuele handicap geen GPK te geven. Elders gebeurt dat volgens hem wel.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de motivering die de rechtbank aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd. De Raad voegt hier het volgende aan toe.
4.1.
Uit het medisch advies en uit de door appellant ingebrachte informatie van zijn oogarts volgt dat appellant vanwege zijn (maatschappelijke) blindheid is aangewezen op continue begeleiding. Zoals de Raad eerder heeft overwogen, [1] betekent dit echter niet dat bij appellant sprake is van een loopbeperking als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling. Appellant voldoet dus niet aan de voorwaarden van die bepaling. Ook heeft appellant geen recht op een GPK voor een passagier op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling. Voor een geslaagd beroep op deze bepaling is, gelet op de strekking daarvan, vereist dat het om andere redenen dan een loopbeperking ondoenlijk is om de afstand te overbruggen tussen een gewone parkeerplaats en de bestemming. [2] Niet valt in te zien waarom appellant een dergelijke afstand niet aan de arm van een begeleider, zoals de bestuurder, zou kunnen afleggen.
4.2.
Het betoog van appellant dat de afwijzing van de GPK voor een passagier in strijd is met Europese normen en dat elders wel een dergelijke GPK wordt verstrekt, slaagt reeds niet bij gebrek aan enige onderbouwing.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Er is geen aanleiding voor vergoeding van de proceskosten. Appellant krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) H. de Brabander (getekend) L.M. Tobé

Voetnoten

1.CRvB 13 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1432.
2.Verg. CRvB 13 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1432 en CRvB 6 mei 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1076.