In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een appellant die, na een cerebrovasculair accident, rolstoelafhankelijk is en zorg heeft aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Leudal heeft de aanvraag voor een maatwerkvoorziening afgewezen, waarna appellant bezwaar heeft gemaakt. Het college heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door appellant. Het college heeft vervolgens een dwangsom vastgesteld op € 23,-, wat appellant onterecht vond. De Raad heeft geoordeeld dat het college in strijd heeft gehandeld met de artikelen 3:2 en 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door niet tijdig en niet zorgvuldig te beslissen. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en de dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-. Tevens is het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant en het griffierecht.