ECLI:NL:CRVB:2025:1311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onterecht niet-ontvankelijk verklaard bezwaar tegen WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte het beroep van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin zijn aanvraag voor een WAO-uitkering was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellant geen gronden had ingediend binnen de gestelde termijn, maar de Raad oordeelde dat appellant in zijn brief van 5 mei 2023 wel degelijk gronden had aangevoerd. De Raad stelde vast dat de rechtbank niet had onderzocht waarom de eerdere brief van 12 januari 2023 onbestelbaar retour was gekomen, wat de reden was dat appellant niet tijdig kon reageren. Hierdoor had de rechtbank appellant een nieuwe termijn moeten geven om zijn gronden in te dienen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de bestreden besluiten van het Uwv, en verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om terug te komen op het eerdere besluit van 21 november 2006, waarin zijn WAO-uitkering was geweigerd.