ECLI:NL:CRVB:2025:1330

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
24/677 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om dubbele kinderbijslag voor kind met zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, de moeder van een kind met een taalontwikkelingsstoornis en een disharmonisch intelligentieprofiel, had op 21 september 2022 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar dochter. De Svb heeft de aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar een advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), waarin werd gesteld dat er geen sprake was van een zodanig intensieve zorgbehoefte dat voldaan werd aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 31 juli 2025, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.H.F. de Jong, en de Svb door W. van den Berg. De Raad oordeelde dat de Svb voldoende gemotiveerd had dat de zorgscore van het kind niet voldeed aan de vereisten voor dubbele kinderbijslag. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er sprake was van een situatie van intensieve zorg, en dat de afwijzing van de aanvraag in stand bleef. Hierdoor kreeg appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

Uitspraak

24/677 AKW
Datum uitspraak: 11 september 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 januari 2024, 23/3937 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om schadevergoeding
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
De Raad oordeelt dat de Svb de aanvraag van appellante voor dubbele kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2022 terecht heeft afgewezen. De Svb heeft, onder verwijzing naar het advies van het CIZ, afdoende gemotiveerd dat geen sprake is van een zodanig intensieve zorgbehoefte dat wordt voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld, een verzoek om vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente ingediend en een verklaring van appellante ingediend.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en een nader stuk ingebracht.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 juli 2025. Voor appellante is mr. De Jong verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft op 21 september 2022 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag op grond van de AKW [1] voor haar dochter [naam dochter] , geboren op [geboortedatum] 2013. [naam dochter] heeft een taalontwikkelingsstoornis en een disharmonisch intelligentieprofiel.
1.2.
Met een besluit van 13 december 2023 heeft de Svb de aanvraag vanaf het derde kwartaal van 2022 afgewezen. De Svb heeft zich, onder verwijzing naar het advies van het CIZ [2] van
7 december 2022, op het standpunt gesteld dat [naam dochter] geen intensieve zorg als bedoeld in het BUK [3] nodig heeft. Er zijn 0 punten toegekend. Daarmee wordt niet voldaan aan de minimale zorgscore van 4 punten, die nodig is om dubbele kinderbijslag te kunnen ontvangen voor kinderen van 6 tot en met 9 jaar
.Tegen dat besluit heeft appellante bezwaar gemaakt.
1.3.
Met een besluit van 21 juni 2023 (bestreden besluit) is de Svb gebleven bij de afwijzing van de aanvraag. De Svb heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van het CIZ van 19 juni 2023. Het CIZ heeft de zorgscore daarin gewijzigd door punten toe te kennen voor de items ‘alleen thuis zijn’ en ‘begeleiding buitenshuis’. Hiermee komt de totale zorgscore op 2 punten, wat nog steeds onvoldoende is om vanaf het derde kwartaal van 2022 dubbele kinderbijslag voor [naam dochter] te ontvangen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb terecht vanaf het derde kwartaal van 2022 geen dubbele kinderbijslag heeft toegekend. Zij heeft – voor zover hier van belang – overwogen dat het CIZ op basis van de aanwezige informatie voldoende heeft gemotiveerd waarom [naam dochter] niet in aanmerking komt voor een punt voor ‘lichaamshygiëne’. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat appellante niet met objectief verifieerbare stukken aannemelijk heeft gemaakt dat bij een deel van de handelingen gerichte fysieke hulp (overname) noodzakelijk is. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het CIZ voldoende heeft gemotiveerd dat niet gesteld kan worden [naam dochter] bij ‘eten en drinken’ (op medische gronden) continue aansporing nodig heeft.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De (wettelijke) regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. In geding zijn het derde en vierde kwartaal van 2022.
4.1.
Een voorwaarde voor het recht op dubbele kinderbijslag op grond van artikel 7a van de AKW is dat het kind is aangewezen op intensieve zorg. Om dat te bepalen, dient de Svb een op medische gegevens gebaseerd advies te vragen van het CIZ. [4] Hierbij hanteert het CIZ het Beoordelingskader. [5] Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld, is het Beoordelingskader aan te merken als een vaste gedragslijn en kan dat als uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag. Hiermee is niet gegeven dat het CIZ niet in een voorkomend geval, waarin de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, per item als bedoeld in artikel 3 van de Regeling, zou moeten beoordelen of, in weerwil van de criteria van het Beoordelingskader, sprake is van een situatie van intensieve zorg als bedoeld in artikel 11 van het BUK. Het ligt op de weg van de betrokkene om aan de hand van concrete, verifieerbare, objectieve feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat hiervan sprake is. [6]
4.2.
Appellante heeft in hoger beroep grotendeels herhaald wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak besproken en voldoende gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verwijst daarnaar. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
Eten en drinken
4.3.
Er is geen punt toegekend voor het item ‘eten en drinken’. De medisch adviseur van het CIZ heeft in het medisch advies geconcludeerd dat er geen medische, objectieve, informatie is over structurele verslikkingsklachten, waardoor een noodzaak aan permanent toezicht niet is te onderbouwen. De stelling van appellante dat het afdoende zou moeten zijn dat zowel de ouders als de begeleiding op school vaststellen dat er op toe moet worden gezien dat [naam dochter] zich niet verslikt tijdens het eten en drinken (aspiratierisico) slaagt niet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.3.1.
Voor aanspraak op dubbele kinderbijslag is vereist dat een kind zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis, dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Dat betekent dat er een oorzakelijk verband moet zijn tussen de ziekte of stoornis en de beperkingen van het kind. Verder moet er, als gevolg daarvan, sprake zijn van verzwaring van de verzorging en oppassing door de ouders.
4.3.2.
Om tot een dergelijke vaststelling te kunnen komen moet sprake zijn van medisch objectiveerbare gegevens. Appellante heeft echter geen gegevens overgelegd waarmee door het CIZ vastgesteld kon worden dat er sprake is van een onderliggende medische aandoening waardoor er sprake zou zijn van een aspiratierisico of dat er vanwege (geobjectiveerde) gedragsproblematiek een continue aanwezigheid tijdens de maaltijd noodzakelijk wordt geacht, en dit tot verzwaring van de verzorging en oppassing van zou leiden.
Lichaamshygiëne
4.4.
Ook is geen punt toegekend voor het item ‘lichaamshygiëne’. De medisch adviseur van het CIZ heeft naar oordeel van de Raad op inzichtelijke wijze gemotiveerd waarom [naam dochter] niet scoort op dit item. Dit blijkt uit het volgende.
4.4.1.
Op basis van de door appellante verstrekte informatie heeft de medisch adviseur van het CIZ geconcludeerd dat [naam dochter] bij de lichaamshygiëne frequent uitleg, aansporing en controle nodig heeft en bij enkele handelingen hulp maar dat een onderbouwing voor continue aanwezigheid niet uit de gegevens blijkt. Hij heeft daarbij verwezen naar het door appellante verstrekte ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) van de school, waaruit een beeld over het algemeen functioneren van [naam dochter] wordt verkregen en waaruit volgt dat zij ondanks haar beperkingen wel in staat is tot het uitvoeren van opdrachten. De medisch adviseur acht het aannemelijk dat frequente uitleg, aansporing en controle bij [naam dochter] nodig is, maar zonder de noodzaak dat er iemand permanent in de buurt is. Hij stelt vast dat sprake is van de situatie uit het Beoordelingskader: “Kan fysiek (bijna) alles zelf, maar er is wel frequent uitleg, aansporing en controle nodig zonder noodzaak dat er iemand permanent in de buurt moet zijn.”
4.4.2.
Appellante heeft aangevoerd dat haar verklaring over welke zorghandelingen nodig zijn, afdoende zou moeten zijn om de zorgbehoefte van [naam dochter] aannemelijk te maken. Door de aard van de zorghandelingen – te weten ten behoeve van lichaamshygiëne – kunnen geen andere (medische) gegevens worden overgelegd. Zij heeft er op gewezen dat het Beoordelingskader bij het onderdeel lichaamshygiëne vermeldt dat een kind zonder ziekte of stoornis hier ook kan scoren.
4.4.3.
De Raad volgt appellante hierin niet. Uit 4.4.1 volgt dat de medisch adviseur van het CIZ voldoende heeft gemotiveerd waarom geen punt wordt toegekend. Anders dan appellante heeft gesteld, kan uit de noodzaak van frequente uitleg, aansporing en controle niet worden afgeleid dat permanente aanwezigheid van een ander is vereist. De Raad volgt de door de Svb ter zitting gegeven toelichting dat bij frequente uitleg en aansporing een opdracht aan het kind kan worden verstrekt en de ouder daarna (even) weg kan lopen om bij terugkomst tot controle van de uitgevoerde handeling over te gaan. Wat betreft het punt dat voor dit onderdeel een kind zonder ziekte of stoornis ook kan scoren, wordt opgemerkt dat in dit geval niet in geschil is dat sprake is van een ziekte of stoornis en dat het advies mede is gebaseerd op nietmedische stukken, zoals het OPP. Appellante heeft echter niet met andere niet-medische stukken aannemelijk gemaakt dat continue aanwezigheid en/of continue aansturing van een ander nodig is, waarbij bij (vrijwel) alle handelingen aanwijzingen en/of hulp nodig is. Het hiervoor overwogene neemt niet weg dat het de Raad duidelijk is dat door appellante feitelijk veel zorg wordt gegeven aan [naam dochter] en dat dit haar zwaar valt.
4.5.
Dat wat hiervoor is overwogen, leidt tot de conclusie dat de Svb zich heeft mogen baseren op de adviezen van het CIZ en dat appellante er niet in geslaagd is om aannemelijk te maken dat sprake is van een situatie van intensieve zorg.

Conclusie en gevolgen

4.6.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om dubbele kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2022 in stand blijft. Gelet hierop bestaat voor een veroordeling tot schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente geen grond.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en A. Hoogenboom en J.P. Loof als leden, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2025.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) N. El Khabazi

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregels

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Artikel 7a, eerste lid
Een verzekerde heeft voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, van de AKW indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK)
Artikel 11
Van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW is sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 12
1. Om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, ontvangt de Svb een op medische gegevens gebaseerd advies van het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg:
a. op verzoek van de Sociale verzekeringsbank; (…)
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg
(Regeling)
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
– advies: een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag; (…).
Artikel 2
De Svb kan vaststellen dat sprake is van intensieve zorg indien het advies positief luidt.
Het advies luidt positief indien:
a. (…)
b. het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
Artikel 3
De beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, komt tot stand aan de hand van de volgende items:
lichaamshygiëne;
zindelijkheid;
eten en drinken;
mobiliteit;
medische verzorging;
gedrag;
communicatie;
alleen thuis zijn;
begeleiding buitenshuis;
bezig houden, handreikingen.
2. Indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, kent het CIZ op dit item een punt toe.
3. Het kind behoeft intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien: (…)
b. het 6-9 jaar is en het CIZ minimaal 4 punten toekent; (…)
Beoordelingskader BUK 2018
(Beoordelingskader)
Het CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling, het Beoordelingskader. Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend.

Voetnoten

1.Algemene Kinderbijslagwet.
2.Centrum Indicatiestelling Zorg.
3.Besluit uitvoering kinderbijslag.
4.Zie artikel 11 en 12 van het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK) en artikel 2 van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling).
5.Beoordelingskader BUK 2018.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.