ECLI:NL:CRVB:2025:1334
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de korting op de WW-uitkering door het Uwv in verband met pensioen en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak staat de vraag centraal of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht het pensioen van appellant in mindering heeft gebracht op zijn WW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen sprake is van een situatie waarin het pensioen al in aanmerking is genomen bij een eerdere WW-uitkering. Appellant is werkloos geworden door het gelijktijdig beëindigen van twee dienstverbanden, waardoor er geen eerder WW-recht is ontstaan. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde en het besluit van het Uwv in stand liet. Daarnaast heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad concludeert dat de redelijke termijn in de procedure is overschreden en kent een schadevergoeding toe van € 1.000,-, verdeeld over het Uwv en de Staat der Nederlanden. De uitspraak bevestigt de verrekening van het pensioen met de WW-uitkering en legt de proceskosten ten laste van het Uwv en de Staat.