ECLI:NL:CRVB:2025:1358
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die eerder een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet, heeft zich op 6 augustus 2021 ziekgemeld met klachten aan haar rechterpols en andere lichamelijke klachten. Het Uwv heeft haar ZW-uitkering per 16 april 2023 beëindigd, omdat zij meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kan verdienen in passende functies. Appellante is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 24 juli 2025, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. H. Sala, en het Uwv door mr. E.S. Träger via videobellen. De Raad oordeelt dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De medische en arbeidskundige beoordelingen zijn zorgvuldig uitgevoerd en er zijn geen aanwijzingen dat appellante niet in staat is om de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellante heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunt, en de Raad ziet geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De beëindiging van de ZW-uitkering blijft dus in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.