ECLI:NL:CRVB:2025:1459

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
24/1450 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van herhaalde aanvraag om ANW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de afwijzing van een herhaalde aanvraag om een ANW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb) behandeld. Appellante, geboren in 1963 en woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend na het overlijden van haar echtgenoot, die op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De Svb heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank Amsterdam heeft de afwijzing van de Svb bevestigd, en appellante heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 augustus 2025 is de zaak behandeld, waarbij de Svb werd vertegenwoordigd door mr. M.F. Sturmans. De Raad heeft geoordeeld dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat appellante geen recht heeft op een ANW-uitkering, zowel voor het verleden als voor de toekomst. De Raad heeft vastgesteld dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de ANW en dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de eerdere afwijzing zouden kunnen rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af, waardoor de afwijzing van de Svb in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

24/1450 ANW
Datum uitspraak: 25 september 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2024, 23/5029 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze uitspraak gaat over de vraag of de Svb terecht de herhaalde aanvraag van appellante om toekenning van een ANW-uitkering heeft afgewezen. Volgens de Svb is er geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden en is het bestreden besluit niet evident onjuist. Met de rechtbank oordeelt de Raad dat de Svb de herhaalde aanvraag terecht heeft afgewezen. Appellante heeft ook voor de toekomst geen recht op een nabestaandenuitkering.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 augustus 2025. Namens appellante is verschenen dhr. [gemachtigde] . De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1963, woont in Marokko en was gehuwd met [naam echtgenoot] (echtgenoot), geboren op [geboortedatum] 1930. De echtgenoot van appellante heeft gewoond en gewerkt in Nederland. Op [datum] 2021 is hij overleden. De echtgenoot van appellante ontving een pensioen op grond van de AOW. [1] Na het overlijden van haar echtgenoot heeft appellante in juni 2021 een uitkering op grond van de ANW [2] aangevraagd. Met een besluit van 3 september 2021 heeft de Svb de aanvraag afgewezen omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Het hiertegen gemaakte bezwaar is met een besluit van 18 januari 2022 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is geen beroep ingesteld.
1.2.
In februari 2022 heeft appellante de Svb gevraagd het besluit van 3 september 2021 te herzien. Met een besluit van 11 maart 2022 heeft de Svb het verzoek afgewezen. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Appellante heeft in december 2022 de Svb nogmaals gevraagd het besluit van 3 september 2021 te herzien. Met een besluit van 29 december 2022 heeft de Svb dat verzoek afgewezen en de afwijzing na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 19 juni 2023 (bestreden besluit). Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd en dat niet is gebleken dat het besluit onmiskenbaar onjuist is. Er bestaat ook geen recht op ANW-uitkering met ingang van de maand waarin appellante het herzieningsverzoek heeft ingediend.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank is van oordeel dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd die de Svb aanleiding hadden moeten geven om terug te komen van de eerdere afwijzing van de aanvraag. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het bestreden besluit onmiskenbaar onjuist te achten. Daarom is de afwijzing van het herzieningsverzoek niet onredelijk. Voor de periode in de toekomst is de rechtbank van oordeel dat de Svb aan appellante geen ANW-uitkering hoefde toe te kennen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Voorop wordt gesteld dat appellante de Svb verzoekt om op het in rechte vaststaande besluit van 3 september 2021 terug te komen als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. [3] Deze zaak gaat over een duuraanspraak. Het is vaste rechtspraak van de Raad dat bij de toetsing van een besluit over een herhaalde aanvraag bij een duuraanspraak een onderscheid gemaakt moet worden tussen het verleden en de toekomst. [4]
4.2.
Wat betreft de toekomst geldt dat de Svb met juistheid heeft geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het toekennen van een ANW-uitkering. De echtgenoot van appellante was op het moment van overlijden niet verzekerd voor de ANW. De echtgenoot woonde of werkte op de datum van zijn overlijden niet meer in Nederland. Ook is niet gebleken dat de echtgenoot vrijwillig verzekerd was. Hij was ook niet verzekerd voor de ANW op basis van het ontvangen AOW-pensioen omdat dit niet meer mogelijk is vanaf 1 januari 2000. Verder moet op grond van de gegevens van het CNSS [5] worden vastgesteld dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de Marokkaanse wetgeving. De financiële situatie van appellante kan niet leiden tot een recht op een ANW-uitkering.
4.3.
Er is dus geen reden om het besluit van de Svb wat betreft de toekomst voor onjuist te houden. Daaruit volgt ook dat, voor wat betreft het verleden, er ook geen reden is om dit besluit als onmiskenbaar onjuist te beschouwen. Het betoog van appellante dat de Svb zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door haar niet te informeren over de mogelijkheid van het afsluiten van een vrijwillige verzekering voor de ANW, wordt niet gevolgd omdat uit vaste rechtspraak [6] volgt dat van een inlichtingenverplichting van de Svb geen sprake is. De vertegenwoordiger van de Svb heeft ter zitting nog toegelicht dat appellante de tweede echtgenote is en dat ten tijde van het voltrekken van haar huwelijk in 2010 het überhaupt voor haar echtgenoot niet meer mogelijk was een vrijwillige verzekering voor de ANW af te sluiten. Voorlichting aan appellante zelf, zoals door haar bepleit, was niet aan de orde omdat zij niet verzekerd kon raken voor enige Nederlandse sociale verzekering. Dat haar echtgenoot voor haar een toeslag ontving op grond van de AOW brengt – anders dan zij heeft gesteld – geen zorgplicht van de Svb met zich die na het overlijden voortduurt. Artikel 63a van de AOW en artikel 2:4 van de Awb, waar appellante een beroep op heeft gedaan, kunnen haar niet baten.
4.4.
Appellante heeft tot slot gesteld dat het besluit van de Svb om haar geen ANW-uitkering toe te kennen tot onevenredige gevolgen leidt en dat de toepassing daarvan achterwege had moeten blijven. De Raad verwerpt deze stelling. Hier geldt het zogenaamde toetsingsverbod. De eis dat appellante, in deze situatie, verzekerd moet zijn voor de ANW is neergelegd in bepalingen van formele wetgeving. Artikel 11 van de Wet algemene bepalingen en het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet staan bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling in de weg aan toetsing van deze bepalingen uit de ANW aan het evenredigheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet
.De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Svb om appellante in aanmerking te brengen voor een ANWuitkering in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2025.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par E.E.V. Lenos en présence de C.K. Teunissen en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 25 Septembre 2025.
(signé) E.E.V. Lenos
(signé) C.K. Teunissen
Les parties disposent d’un délai de six semaines á compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette deécision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL2500 EH ‘s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assuré.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
2.Algemene nabestaandenwet.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Uitspraak van de Raad van 8 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8262.
5.Caisse nationale de sécurité sociale.
6.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 28 juni 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1323, ECLI:NL:CRVB:2011:BT8304, ECLI:NL:CRVB:2012:BY3900.