ECLI:NL:CRVB:2025:1469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en heroverweging van medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv om de WIA-uitkering van appellant te beëindigen. Appellant, die voor het laatst als HWP monteur werkte, was sinds 10 september 2018 arbeidsongeschikt en ontving een WGA-loonaanvullingsuitkering. Het Uwv heeft de WIA-uitkering per 16 juni 2023 beëindigd, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant betwistte deze beslissing en stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 20 augustus 2025, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G. Tajjiou, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D.W.C. Jacobs.
De Raad oordeelde dat het Uwv de beëindiging van de WIA-uitkering terecht had doorgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de beperkingen van appellant herbeoordeeld en vastgesteld dat deze minder ernstig waren dan eerder aangenomen. De Raad volgde de conclusie van de rechtbank dat appellant niet voldoende betrokken was bij de bezwaarprocedure, maar dat hij wel de gelegenheid had gehad om zijn bezwaren naar voren te brengen. De Raad bevestigde dat de uitlooptermijn van twee maanden correct was toegepast en dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 16 juni 2023 in stand bleef. Appellant kreeg geen proceskostenvergoeding omdat het hoger beroep niet slaagde.