ECLI:NL:CRVB:2025:1500
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie en afwijzing verzoek om bekorting van de loonsanctie in het kader van re-integratieverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een loonsanctie die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellante is opgelegd, omdat zij onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht voor een ex-werkneemster die onder de no-riskpolis valt. De ex-werkneemster heeft zich op 17 mei 2021 ziekgemeld, waarna appellante verzocht heeft om een deskundigenoordeel over haar re-integratieverplichtingen. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante niet tijdig is gestart met de re-integratie-inspanningen en dat deze niet adequaat zijn uitgevoerd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de loonsanctie en verzocht om bekorting van de periode van de loonsanctie, maar dit verzoek is door het Uwv afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan. De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. De Raad heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, waardoor de loonsanctie en de weigering om de periode van de loonsanctie te bekorten in stand blijven.