ECLI:NL:CRVB:2025:1514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsvermogen en zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van het Uwv om appellant een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellant, geboren in 1993, had eerder een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die op 28 april 2011 was afgewezen omdat hij geacht werd 100% of meer van het minimumloon te kunnen verdienen. Na een nieuwe aanvraag in 2021, die werd opgevat als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit, heeft het Uwv opnieuw vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. Appellant stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn lichamelijke en psychische klachten. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat appellant niet binnen vijf jaar na zijn achttiende verjaardag duurzaam arbeidsvermogen had verloren, en dat de eerdere afwijzing van de Wajong-uitkering terecht was.