ECLI:NL:CRVB:2025:1529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toerekening van ZW-uitkering aan eigenrisicodrager in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toerekening van een ZW-uitkering aan een eigenrisicodrager (ERD). Appellante, een B.V., was verantwoordelijk voor de betaling van de ZW-uitkering aan een ex-werknemer die per 1 mei 2022 ziek uit dienst was gegaan. De ex-werknemer was vanaf 29 april 2022 doorlopend arbeidsongeschikt en had per 1 juni 2022 een nieuwe dienstbetrekking bij een andere werkgever. De Raad oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht had beslist dat de ZW-uitkering door appellante moest worden betaald, ondanks de nieuwe dienstbetrekking. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid van de ERD voor de betaling van de ZW-uitkering niet eindigt bij het aangaan van een nieuwe dienstbetrekking, zolang de arbeidsongeschiktheid al was ingetreden. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van artikel 63a van de Ziektewet, dat de verantwoordelijkheden van de ERD regelt. De Raad wees erop dat de systematiek van de wet bedoeld is om werknemers te beschermen, en dat de rechtbank de duidelijke rechtspraak van de Raad niet terzijde heeft geschoven. De uitspraak bevestigt dat de ZW-uitkering aan de ex-werknemer moet worden toegerekend aan appellante, en dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.