In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uwv om haar een Wajong-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan. Appellante, geboren op [geboortedatum] 2005, heeft een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, waarbij zij aangaf duurzaam niet over arbeidsvermogen te beschikken vanwege haar psychische aandoeningen, waaronder borderline en autisme. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen, stellende dat haar situatie niet duurzaam was. De rechtbank heeft het besluit van het Uwv in stand gelaten, maar appellante is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 3 september 2025, waar appellante werd bijgestaan door haar advocaat. De Raad oordeelt dat het Uwv onvoldoende heeft onderbouwd dat appellante niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De Raad concludeert dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is te achten en vernietigt de eerdere uitspraak. Het Uwv moet een nieuw besluit nemen, waarbij het moet uitgaan van de status van appellante als jonggehandicapte. Tevens is het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante.