ECLI:NL:CRVB:2025:1577
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van re-integratie-inspanningen door het Uwv en de afwezigheid van een loonsanctie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de beoordeling van de re-integratie-inspanningen van de werkgever van appellant, die zich ziek had gemeld op 13 juli 2020. Appellant had een WIA-uitkering aangevraagd, waarna het Uwv concludeerde dat de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen had verricht. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de werkgever tekort was geschoten, wat aanleiding zou moeten geven tot een loonsanctie. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd in hoger beroep bevestigd door de Raad. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen re-integratiekansen waren gemist en dat de werkgever voldoende had gedaan aan de re-integratie. De Raad benadrukte dat de beoordeling van re-integratie-inspanningen afhankelijk is van wat in redelijkheid van een werkgever kan worden verwacht, en dat de ervaringen van appellant niet voldoende waren om te concluderen dat de werkgever tekort was geschoten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.