Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Het oordeel van de Raad
.
. [9]
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een beroep door de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een postmasteropleiding, maar de Raad oordeelde dat de kosten waarvoor hij bijstand vroeg zich ten tijde van de uitspraak niet meer voordeden. Hierdoor ontbrak het aan procesbelang. De Raad concludeerde dat het op voorhand onaannemelijk was dat de appellant schade had geleden, omdat hij deze niet had geconcretiseerd. De Raad hanteert de richtlijnen van de Hoge Raad met betrekking tot de redelijke termijn en de beoordeling van schadevergoeding. In dit geval was er sprake van een zeer gering financieel belang, en de redelijke termijn was met meer dan twee jaar overschreden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. De appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.