ECLI:NL:CRVB:2025:1602
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de loonsanctie en re-integratie-inspanningen in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft besloten om de loonsanctie die aan appellante was opgelegd, niet te bekorten. Appellante, een B.V., had een werkneemster in dienst die zich op 23 oktober 2019 ziekmeldde. Het Uwv had vastgesteld dat appellante niet had voldaan aan haar re-integratieverplichtingen, wat leidde tot een loonsanctie tot 20 oktober 2022. Appellante heeft later aanvullende informatie ingediend en verzocht om bekorting van de loonsanctie, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft de besluiten van het Uwv in stand gelaten, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht de loonsanctie niet heeft bekort. De Raad oordeelt dat appellante pas na het indienen van het bekortingsverzoek is begonnen met het herstellen van de tekortkomingen, en dat de rechtbank terecht het tweede bekortingsverzoek niet in de beoordeling heeft betrokken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.