ECLI:NL:CRVB:2025:1602

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
24/1120 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de loonsanctie en re-integratie-inspanningen in het kader van de Wet WIA

In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft besloten om de loonsanctie die aan appellante was opgelegd, niet te bekorten. Appellante, een B.V., had een werkneemster in dienst die zich op 23 oktober 2019 ziekmeldde. Het Uwv had vastgesteld dat appellante niet had voldaan aan haar re-integratieverplichtingen, wat leidde tot een loonsanctie tot 20 oktober 2022. Appellante heeft later aanvullende informatie ingediend en verzocht om bekorting van de loonsanctie, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft de besluiten van het Uwv in stand gelaten, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht de loonsanctie niet heeft bekort. De Raad oordeelt dat appellante pas na het indienen van het bekortingsverzoek is begonnen met het herstellen van de tekortkomingen, en dat de rechtbank terecht het tweede bekortingsverzoek niet in de beoordeling heeft betrokken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

24/1120 WIA, 24/1121 WIA
Datum uitspraak: 29 oktober 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 maart 2024, 21/7836 en 22/6785 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante B.V.] te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft besloten om de eerder tot 20 oktober 2022 opgelegde loonsanctie niet te bekorten. De Raad komt tot het oordeel dat het Uwv de loonsanctie terecht niet heeft bekort.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.G. Evers hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 september 2025. Voor appellante is mr. Evers verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.C. Puister.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
[naam werkneemster] (werkneemster) was op basis van een no risk-polis werkzaam bij appellante als autopoetser voor twintig uur per week. Op 23 oktober 2019 heeft zij zich ziekgemeld met lichamelijke klachten. Werkneemster heeft op 3 augustus 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Met een brief van 5 augustus 2021 heeft het Uwv appellante verzocht aanvullende onderdelen van het reintegratieverslag op te sturen, namelijk het plan van aanpak, de eerstejaarsevaluatie, de eindevaluatie en een actueel oordeel van de bedrijfsarts of arbodienst. Bij besluit van 17 augustus 2021 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante de verzochte aanvullende onderdelen van het re-integratieverslag niet heeft opgestuurd, waardoor appellante niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen op grond van de Wet WIA. Hierdoor heeft het Uwv besloten de WIA-aanvraag van werkneemster niet in behandeling te nemen en bepaald dat appellante het loon van betrokkene moet doorbetalen tot 20 oktober 2022 (administratieve loonsanctie). Bij besluit van 12 november 2021 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
1.2.
Appellante heeft vervolgens de ontbrekende informatie alsnog overgelegd en bij brief van 3 februari 2022 verzocht de loonsanctie te bekorten. Hierop heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv de re-integratie-inspanningen inhoudelijk beoordeeld. Volgens deze arbeidsdeskundige zijn de re-integratie-inspanningen van appellante onvoldoende geweest en is er geen deugdelijke grond voor dit verzuim. Bij besluit van 28 februari 2022 heeft het Uwv het bekortingsverzoek afgewezen en de loonsanctie op inhoudelijke gronden voortgezet. Bij besluit van 4 oktober 2022 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard en daarmee de bestreden besluiten in stand gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv terecht aan appellante een administratieve loonsanctie opgelegd en is het bezwaar van appellante daartegen terecht kennelijk ongegrond verklaard. Appellante heeft de bij brief van 5 augustus 2021 opgevraagde ontbrekende stukken namelijk niet binnen de gestelde termijn aangeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv verder terecht de loonsanctie niet bekort. Pas met het besluit van 28 februari 2022 is inhoudelijk beoordeeld of appellante aan haar re-integratieverplichtingen had voldaan en pas daarna is appellante begonnen met het herstel van de tekortkomingen. Omdat op de datum van het bekortingsverzoek nog geen sprake was van specifieke acties tot herstel van de tekortkomingen, heeft het Uwv naar het oordeel van de rechtbank het verzoek van appellante kunnen afwijzen. De nadien ondernomen acties, namelijk de door de bedrijfsarts geactualiseerde belastbaarheid resulterend in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 maart 2022, en het arbeidskundig onderzoek van 25 mei 2022, kunnen daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan afdoen. Dit geldt ook voor het feit dat appellante zich er niet van bewust was dat zij verantwoordelijk was voor de re-integratie van werkneemster, ondanks dat deze werkzaam was op basis van een zogeheten no risk-polis.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Voor wat betreft de administratieve loonsanctie heeft appellante erop gewezen dat zij de ontbrekende gegevens in bezwaar alsnog heeft ingebracht. Volgens appellante heeft het Uwv daar ten onrechte geen rekening mee gehouden en is zij ten onrechte niet uitgenodigd voor een hoorzitting. Appellante heeft voorts gesteld dat de loonsanctie bekort had moeten worden, omdat zij in bezwaar met het onderzoek door de bedrijfsarts naar de geactualiseerde belastbaarheid en met het rapport van 25 mei 2022 van de arbeidsdeskundige de inhoudelijke tekortkomingen voldoende heeft hersteld. Volgens appellante heeft de rechtbank ten onrechte haar tweede bekortingsverzoek van 5 juni 2022 niet bij de procedure betrokken.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. Ter zitting heeft appellante alleen haar beroepsgronden over de bekorting van de loonsanctie gehandhaafd. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de aan appellante opgelegde loonsanctie niet te bekorten, in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Appellante heeft haar pogingen tot herstel van de inhoudelijke tekortkomingen pas ondernomen na indiening van het bekortingsverzoek van 3 februari 2022 en nadat dit verzoek met het besluit van 28 februari 2022 was afgewezen. Het gegeven dat in maart 2022 door de bedrijfsarts alsnog een geactualiseerde FML is opgesteld en dat in mei 2022 een arbeidsdeskundige de re-integratiemogelijkheden van werkneemster heeft beoordeeld, heeft om die reden terecht geen rol gespeeld bij de heroverweging van het besluit van 28 februari 2022 in bezwaar en de daaropvolgende beoordeling van bestreden besluit 2 door de rechtbank. Bij de rechtbank lag geen besluitvorming voor naar aanleiding van het tweede bekortingsverzoek van 5 juni 2022 en de omvang van het geding was wat betreft het bekorten van de loonsanctie voor de rechtbank daarom beperkt tot bestreden besluit 2. De rechtbank heeft terecht het tweede bekortingsverzoek van 5 juni 2022 niet in de beoordeling betrokken.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover aangevochten. Dit betekent dat het besluit van het Uwv om de aan appellante opgelegde loonsanctie niet te bekorten, in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers als voorzitter en D.S. de Vries en F.M. Rijnbeek als leden, in tegenwoordigheid van H.A. Baars als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2025.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) H.A. Baars

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 25, negende lid, van de Wet WIA
Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 64 en de beoordeling, bedoeld in artikel 65 blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen op grond van het eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid dan wel de krachtens het zevende lid gestelde regels niet of niet volledig nakomt of onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het UWV het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet, opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde verplichtingen of re-integratie-inspanningen kan herstellen. De verlenging bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken. […]
Artikel 25, twaalfde lid, van de Wet WIA
Indien de werkgever na toepassing van het negende lid van mening is dat hij zijn tekortkoming ten aanzien van de in het negende lid bedoelde verplichtingen of reintegratieinspanningen heeft hersteld, meldt hij dit aan het Uwv, waarbij hij aantoont dat hij de tekortkoming heeft hersteld.
Artikel 65 van de Wet WIA
De aanvraag voor een uitkering op grond van deze wet gaat vergezeld van een re-integratie-verslag als bedoeld in artikel 25, derde lid. De eerste zin is niet van toepassing voor zover artikel 26, eerste lid, toepassing vindt. Het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde […] in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen, die zijn verricht.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Besluit van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, gewijzigd bij Besluit van 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224) heeft het Uwv een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Daarnaast is de Werkwijzer Poortwachter van belang, waarmee het Uwv aan werkgevers duidelijkheid probeert te bieden over wat van hen bij de re-integratie van een werknemer wordt verwacht.