ECLI:NL:CRVB:2025:1650
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW-pensioen met korting wegens schuldige nalatigheid en niet-verzekerd zijn
In deze zaak gaat het om de toekenning van een AOW-pensioen aan appellant door de Sociale Verzekeringsbank (Svb), waarbij een korting van 12% is toegepast vanwege schuldige nalatigheid in het betalen van de premie volksverzekeringen over een periode van zes jaar. Daarnaast is er een korting van 2% toegepast omdat appellant gedurende een jaar niet verzekerd was, aangezien hij in Zwitserland woonde en werkte. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De Raad oordeelt dat de Svb terecht de kortingen heeft toegepast en dat de hoogte van het AOW-pensioen op 86% van het maximale pensioen correct is vastgesteld. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Svb, maar de Raad concludeert dat de Svb de kortingen op basis van de wetgeving en eerdere besluiten terecht heeft doorgevoerd. De Raad wijst erop dat appellant geen bezwaar heeft gemaakt tegen eerdere besluiten van de Svb, waardoor deze in rechte vaststaan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.