Uitspraak
14 maart 2025, 23/6302 en 23/6303
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2025 uitspraak gedaan over de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van de hoger beroepen omdat het griffierecht niet is betaald. Appellant had eerder een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar de Raad heeft geoordeeld dat appellant niet voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. De Raad heeft appellant herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen en heeft hem de kans gegeven om de benodigde gegevens te verstrekken. Ondanks deze waarschuwingen heeft appellant de griffierechten niet tijdig betaald, wat heeft geleid tot de beslissing dat de hoger beroepen niet-ontvankelijk zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbenden kunnen binnen zes weken verzet aantekenen tegen deze uitspraak.