ECLI:NL:CRVB:2025:1798
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag van politieagent wegens ernstig plichtsverzuim door delen van vertrouwelijke informatie en drugsgebruik
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een politieagent die disciplinair is ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim. De appellant, die sinds 2012 bij de politie werkte, werd verweten dat hij herhaaldelijk vertrouwelijke politie-informatie had gedeeld met derden en drugs had gebruikt. De korpschef legde hem op 6 juli 2022 de disciplinaire straf van ontslag op, na een onderzoek naar zijn gedrag. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van de appellant tegen dit ontslag ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 oktober 2025, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. van der Steeg. De korpschef werd vertegenwoordigd door B.N. Bouayad en mr. C.L.G.M. van de Walle. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant zich schuldig had gemaakt aan de verweten gedragingen. De Raad bevestigde dat het delen van vertrouwelijke informatie en het gebruik van drugs als ernstig plichtsverzuim konden worden gekwalificeerd. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde, waardoor het ontslag van de appellant in stand bleef. De uitspraak werd gedaan op 4 december 2025.