ECLI:NL:CRVB:2025:1817
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inhouding AOW-uitkering door derdenbeslag en rechtmatigheid van de belastingheffing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die het niet eens was met de inhouding van een bedrag op zijn AOW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb) als gevolg van een derdenbeslag. De appellant ontving een lagere AOW-uitkering omdat de Svb een bedrag inhoudt dat voortvloeit uit een beslag gelegd door een incassobureau namens de gemeente Cranendonck. De appellant betwistte de rechtmatigheid van het beslag en stelde dat de gemeente te veel onroerendezaakbelasting had geheven, en dat het incassobureau niet bevoegd was tot beslaglegging. De Raad oordeelde dat de Svb binnen de grenzen van het beslag is gebleven en dat de rechtmatigheid van het beslag door de appellant bij de civiele rechter moet worden aangevochten. De Raad verwierp ook het verzoek van de appellant om uitstel van de zitting, omdat dit verzoek te laat was ingediend en niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat de Svb geen rekening hoefde te houden met de beslagvrije voet, aangezien deze door het incassobureau op € 0,- was vastgesteld. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de inhouding van het bedrag op de AOW-uitkering in stand bleef.