ECLI:NL:CRVB:2025:1822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) wegens onvoldoende objectieve informatie voor vaststelling verstandelijke handicap
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1980, een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) vanwege een diagnose psychomotore retardatie eci. Het CIZ heeft deze aanvraag op 8 december 2023 afgewezen, omdat er onvoldoende objectieve informatie beschikbaar was om de grondslag verstandelijke handicap vast te stellen. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellant is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 6 november 2025 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door twee advocaten. De Raad heeft de zaak beoordeeld en is van oordeel dat het CIZ zich op het medisch advies van 5 december 2023 heeft mogen baseren. Dit advies was zorgvuldig tot stand gekomen en er was onvoldoende bewijs om te twijfelen aan de conclusies van het CIZ. De Raad heeft geoordeeld dat het CIZ niet gehouden was tot nader onderzoek en dat appellant zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van voldoende medische gegevens. Het hoger beroep is afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.