ECLI:NL:CRVB:2025:1861

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
24/1958 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen van besluit tot afwijzing Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv om geen Wajong-uitkering toe te kennen aan appellante. Appellante had eerder, in 2013, een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die was afgewezen. In 2022 diende zij opnieuw een aanvraag in, maar het Uwv weigerde terug te komen op het eerdere besluit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Appellante stelde dat er nieuwe medische informatie was, waaronder een psychiatrisch onderzoek uit 2023, dat haar situatie zou onderbouwen. De Raad oordeelde echter dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusie van het Uwv dat appellante geen recht had op een Wajong-uitkering. De uitspraak bevestigt de afwijzing van de Wajong-aanvraag en er wordt geen vergoeding voor proceskosten toegekend aan appellante.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 8 juli 2024, 23/2703 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 17 december 2025

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen van het besluit van 9 april 2013, waarin het Uwv heeft geweigerd appellante een uitkering op grond van de Wajong toe te kennen. Volgens appellante is sprake van nieuwe feiten en omstandigheden, waaronder de uitkomsten van een psychiatrisch onderzoek uit 2023, die maken dat het Uwv van dat besluit uit 2013 moet terugkomen. De Raad volgt appellante daarin niet en oordeelt dat het Uwv terecht heeft aangenomen dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden zodat het Uwv het besluit van 9 april 2013 niet hoefde te herzien.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.E.M. Jacquemard, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 14 mei 2025 heeft mr. J. Oversluizen, advocaat, zich als opvolgend gemachtigde gesteld.
De Raad heeft de zaak, gevoegd met de zaak 24/1956 WIA, behandeld op een zitting van 12 november 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Oversluizen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. Vermeijden. Daarna zijn de zaken weer gesplitst en wordt in deze zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren op 25 augustus 1976, heeft in februari 2013 bij het Uwv een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat appellante bezig is met een traject voor genderdysforie. Bij de aanvraag is informatie gevoegd van onder meer een orthopedagoog en psycholoog. Het Uwv heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht en daaruit geconcludeerd dat appellante 100% of meer van het minimumloon kan verdienen. Met een besluit van 9 april 2013 heeft het Uwv geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
1.2.
Appellante heeft op 19 mei 2022 opnieuw een aanvraag ingediend voor een Wajonguitkering. Het Uwv heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht en geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om het besluit van 2013 te herzien. Met een besluit van 19 juli 2022 heeft het Uwv geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.3.
Bij besluit van 7 september 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat zij het Uwv kan volgen in zijn standpunt dat geen sprake is van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden die maken dat het Uwv zou moeten teruggekomen van het besluit van 9 april 2013. De verzekeringsartsen hebben de door appellante ingebrachte informatie beoordeeld. Zij komen tot de conclusie dat deze informatie geen nieuwe inzichten geeft voor de referteperiode van de zeventiende tot de drieëntwintigste verjaardag. De rechtbank heeft vastgesteld dat appellante geen nadere medische informatie heeft ingebracht die aanleiding geeft tot twijfel aan het standpunt van het Uwv. Verder heeft de rechtbank het Uwv kunnen volgen in zijn standpunt dat appellante niet met medische gegevens heeft onderbouwd dat haar psychische problemen en beperkingen zijn toegenomen in de vijf jaar na het achttiende jaar. Er is daarom geen reden voor twijfel aan de juistheid van de conclusie van het Uwv dat niet is gebleken van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Om die reden bestaat geen aanleiding voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. Dit betekent dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Volgens appellante is er wel sprake van nieuwe feiten op grond waarvan teruggekomen zou moeten worden van het besluit van 9 april 2013. In het bijzonder heeft zij hierbij verwezen naar het behandelplan van psychiater Y. Ilhan van 4 juli 2023. Daaruit blijkt onder meer dat appellante lijdt aan een complexe PTTS die terug te voeren is op gebeurtenissen in haar (vroege) kindertijd. Appellante is gezien haar problematiek niet in staat werkzaamheden te verrichten. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte geen deskundige benoemd. Appellante heeft verzocht dit in hoger beroep alsnog te doen, omdat zij financieel niet in staat is om zelf een deskundige in te schakelen.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering van de Wajong-uitkering in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Het Uwv heeft op het verzoek van appellante om terug te komen van het besluit van 9 april 2013 beslist met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is.
4.2.
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
4.3.
In geschil is of het Uwv terecht heeft geweigerd terug te komen van het besluit van 9 april 2013, waarin het Uwv heeft geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. In het bijzonder gaat het om de vraag of sprake is van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden die aanleiding geven om terug te komen van de eerdere weigering van een Wajong-uitkering in het besluit van 9 april 2013.
4.4.
Appellante wordt niet gevolgd in haar stelling dat sprake is van nieuwe feiten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat appellante bij haar nieuwe aanvraag geen medische informatie heeft ingebracht die een ander beeld geeft over de voor de Wajong relevante periode van het zeventiende tot het drieëntwintigste jaar (25 augustus 1993 tot 25 augustus 1999). De ontwikkelingsstoornis, die is vermeld in de brief van de neuroloog-somnoloog van 2 mei 2022, was destijds al bekend. Ook de problematische geboorte van appellante en het transgendertraject zijn al benoemd in het rapport van de verzekeringsarts van 2013. Over de in (hoger) beroep overgelegde informatie, waaronder de bevindingen van psychiater Ilhan uit 2023, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk overwogen dat de diagnoses die in juli 2023 zijn gesteld niet leiden tot andere gezichtspunten over de voor appellante geldende beperkingen in de periode van het zeventiende tot het drieëntwintigste jaar. Dat in 2022 bij appellante aanwijzingen zijn gevonden voor niet- aangeboren hersenletsel met leer- en ontwikkelingsstoornissen als gevolg, leidt daarbij niet tot andere beperkingen dan die in 2013 reeds door de verzekeringsarts zijn aangenomen vanwege het toen al bekende functioneren van appellante op verstandelijk beperkt niveau.
4.5.
In wat appellante heeft aangevoerd is ten slotte geen grond gelegen om te oordelen dat de weigering van het Uwv om terug te komen van het besluit van 9 april 2013 evident onredelijk is.
4.6.
Van een schending van het beginsel van equality of arms is geen sprake. Uit het arrest Korošec volgt niet dat de rechter uit het oogpunt van equality of arms gehouden zou zijn in een situatie als hier aan de orde een medisch deskundige te benoemen. Appellante heeft informatie van haar behandelaars in de procedure kunnen inbrengen en de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft die informatie inzichtelijk in de beoordeling betrokken zodat deze door de rechter kan worden getoetst. Het door appellante gestelde financiële onvermogen kan daarom buiten beschouwing blijven.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat de rechtbank het Uwv terecht heeft gevolgd in zijn standpunt dat geen aanleiding bestond om terug te komen van het besluit van 9 april 2013, waarin het Uwv de Wajong-aanvraag van appellante heeft afgewezen. Het Uwv heeft de aanvraag van 19 mei 2022 dan ook terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers als voorzitter en F.M. Rijnbeek en W.R. van der Velde als leden, in tegenwoordigheid van J.A. Adjei-Asamoah als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2025.

(getekend) E.J.J.M. Weyers

(getekend) J.A. Adjei-Asamoah