In deze zaak staat de disciplinaire straf van ontslag van appellant centraal, die werkzaam was bij het Ministerie van Defensie. Appellant werd schuldig bevonden aan toerekenbaar plichtsverzuim, waaronder stalking en belaging van een marinier. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de staatssecretaris om appellant te ontslaan, omdat hij zelf had moeten inzien dat zijn gedrag ontoelaatbaar was. De Raad benoemde prof. dr. G.F. Koerselman als deskundige om de toerekenbaarheid van het plichtsverzuim te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat, hoewel appellant leed aan ADHD, dit niet voldoende was om aan te nemen dat hij de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag niet had kunnen inzien. De Raad oordeelt dat de opgelegde straf evenredig is aan de ernst van het plichtsverzuim. Daarnaast werd er een schadevergoeding van € 2.000,- toegekend aan appellant wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.